Cont sij eenen jeghelijcke dat voer ons scepenen
ondergescreven gecomen sijn Joest Lauwereijns Mutzaerts ut maritus et tutore
(als man en voogd) Kathelijne sue uxoris (zijn vrouw) dochter wilner (wijlen)
Peter Gijben ter eenre ende Wouter soen Jan Wouter Denis ut maritus et tutore
(als man en voogd) Marij sijne huijsvrouwe dochter wilner (wijlen) Peter Gijben
ende hebben onder hen bij rade van sommige hennen vrijenden ende maegen een
erffdeijlinge ende erffscheijdinge gemaeckt ende gedaen van sommigen hennen
erffgoeden hijer nae bescreven Overmits welcke erffdeijlinge ende
erffscheijdinge wille soe sal Joest soen wilner (wijlen) Laureijns Mutzaerts
hebben houwen ende tot sijne erffelijckheijt besitten een stuckxken lants alsoe
groot ende cleijn alst aldaer gelegen is die helft vande voers stucken lants,
gelegen inde parochie van Tilborch ter plaetse geheijten achter die Stenen Camer
tussen erffe Peter Zegers kijnderen deen ende tussen erffe Wouter Jan Wouter
Denis zoen voers met sijne helft vande voers stuck landts aen die ander sij
hodende mette eenen op erffe des heer van Tilborch ende dat ander eijnde op die
gemeijn straet alsoe sij zeden op welcke helft vande stuck erffe voers Wouter
Jan voers in manijeren van erffdeijlinge ende erffscheijdinge vertegen heeft,
ende heeft geloeft Wouter voers ut debitor principalis super se et bona sua (als
hoofdschuldenaar op zich en zijn goederen) dit opdragen overgeven affgaen ende
vertijen altijt vast ende stendich te houden ende in sijnen naem te doen houden
sonder enijch wedersegge ende allen commer ende calangien daer in wesende
altemael af te doen van sijnre wegen den selven uit welcken helft voers Joest
voers jaerlijcks sal gelden ende betalen vijff loepen rogge ende een vierdevat
en dat te betalen daer ment met recht sculdich is te betalen ende iii pennicgen
hollandse erffschijns aende heer van Tilborch datum iii februarij scabini
Zwijsen ende Bont.