Willem zoon van wijlen Henrick van Dijck legitime et hereditarie supportavit (heeft wettelijk en erfelijk overgegeven) aan Andries Adriaen Eelkens als momber en aan Adriaen Ghijb Wouters als toeziener van Jan en Willem, gebroeders, en Lijske, hun zuster, kinderen van Willem voors, die hij verwekt had uit wijlen Catherijna zijn huisvrouw, dochter van Ceel Goiairt Celen, ten behoeve van de onmondige kinderen voors, voor de ene helft en aan Adriaen Cornelis Jan van Spaendonck en Thonis Jan Gerijt Hermans als man en momber van Anna zijn huisvrouw, dochter van Cornelis Jan van Spaendonck voornoemd voor de ander helft, met afgaan en vertijen etc, het vruchtgebruik en zijn recht van vruchtgebruik, dat hij had en bezat in een huis, hof, schuur, schop met de grond en de erfenissen daaraan gelegen en daartoe behorende, gelegen in de parochie van Tijlborch ter plaatse genaamd aen Creijenvenne tussen:
erfenis van Goiairtke Marten Jan Geenen een zijde
erfenis van Anthonis Jan Gerijt Hermans ander zijde
de gemeijn straat een einde
erfenis van Peter Wouter Vermee en zijn kinderen ander einde,
belovende dit overgeven, opdragen, afgaan en etc en nooit meer vanwege vruchtgebruik daarnaar te talen of te doen talen etc en alle kommer en calangies van zijnentwege daarop komende af te doen.
Quo facto constitutie sunt coram scabinis infrascriptis dicti Andreas et Adrianus (Nadat dit gedaan was zijn gestaan geweest voor schepenen ondergeschreven de genoemde Andries en Adriaen) momber en toeziener, voor de ene helft, en de voors Adriaen voor hemzelf en Thonis in de naam als voors voor de andere helft, en ze hebben het voors huis, hof, schuur, schop met de grond en de erfenissen voornoemd wettelijk en erfelijk verkocht, overgegeven en opgedragen aan Jan zoon van wijlen Daniel Gerijt Hermans met afgaan en vertijen etc en hebben beloofd Andries en Adriaen, momber en toeziener voornoemd op verbintenis der goederen van de onmondige kinderen voors, voor de ene helft, en Adriaen en Thonis op henzelf en op al hun goederen, hebbende en verkrijgende, voor de andere helft, warandiam more solito (te waren zoals gebruikelijk) behalve dat Jan koper voornoemd hieruit moet blijven gelden een half mud rogge erfpacht te betalen aan Willem Ghijsbrecht vanden Gheijn en een grondcijns van ongeveer een half vijerijser te betalen de Heer van Tijlborch; nog een erfelijke cijns van een halve philippus penning te betalen aan de Heijligen Geest van Tijlborch. Daartoe nog te laten wegen Peter Wouter Vermee met zijn kinderen naar de erfenisen die hij heeft liggen aan een einde voornoemd. Verder moet hij onderhouden de waterlaat die daar aan een einde naast loopt zoals men die van oude tijden af gewoon is en behoort te onderhouden. De momber en toeziener en de verkopers voornoemd beloofden verder op verbintenis als voor dit verkopen, overgeven, opdragen etc altijd vast en stendig te houden en in de naam als voor te laten houden zonder etc en alle kommer en calangies voor elk van zijnentwege daar mee op komende allemaal voor hem af te doen.
Datum de 20e april '60, schepenen Meijnaerts en Ghierll.
1560, april 20
Bewerkt door: J.R.O. Trommelen