Kennelijck zij eenen
ijegelijcken dat voor ons schepenen ondergeschreven inne propre persoonen sijn
gecomen ende gecompareert Peeter ende Jan gebroederen soonen Cornelis Embrecht
Jan Meussoon, Jan soone wijlen Henrick Frans Gielissoon as man ende momboir
Niclaeskens sijns huijsvrouwe Jan soone wijlen Joost Wouter Jan Reijnen als man
ende momboir Eva sijnre huijsvrouwe ende Peeter soone Adriaen Goijart Jan
Reijnen als man ende momboir Marie sijnre huijsvrouwe gesusteren kijnderen
Cornelis Embrecht Jan Meussoon voorgeschreven welcke kijnderen deselve Cornelis
wettelijck verweckt ende vercregen hadde vuijt wijlen Jennekens sijnre
huisvrouwe dochtere Peeter Goijart Pulskens ende hebben vande erffelijcke goeden
daerinne deselve Cornelis hennen vader ende sweer nae doode van sijnre
huijsvrouwe was blijven besitten ende waer inne hij sijnen wettighen kijnderen
trecht van tochte hadde overgeven een erffdeijlinghe aengegaen in vueghen ende manieren hiernaer beschreven
volgende
Overmidts derwelcker soo sal die voorschreven Peeter hebben
met Jannen Henrick Franssoon vuijten name van Niclaeskens sijnre huijsvrouwe
tsamen hebben houden ende erffelijck ombedeijlt besitten een huijs hoff metten
grond ende erffenisse daeraen liggende ende daertoe behoirende achthien
loopensaet of daeromtrent begrijpende nochtans groodt ende cleijn ast selve
gestaen geleghen ende affgepaelt is binnen der prochie van Tilborch ter
plaetschen geheijten Heijdzijde aldaer tusschen erffenisse Jan Joost Wouter Jan
Reijnen voorschreven hiertegens midts desen affgedeijlt ende oock bepaelt sijnde
deen zijde, ende tusschen erffenisse Peeter Adriaen Goijart Jan Reijnen
voorgenoemd oock midts desen hiertegens afgedeijlt ende bepaelt ende alwaer den
gracht oock hier tusschen beijde liggende halff totten selven Peeteren sal
behoiren dander zijde, streckende vande erffenisse der erffgenamen Jacob Bacx
totter gemeijnder strate, ende noch een stuck erven tot weije liggende twee
loopensaet ende twee roijen of daeromtrent begrijpende nochtans alsoo ende
cleijn ast selve geleghen is binnen der prochie ende plaetsche voorschreven,
aldaer tusschen erffenisse Jan Joost Wouter Jan Reijnen voirschreven hiertegens
affgedeijlt ende affgepaelt deen zijde, ende tusschen erffenisse Huijbert Jan
Huijbert Leijten dander zijde, streckende vander erffenisse Jan Jacob Peeter
Goijart Pulskens totter gemeijnder strate Alsoo zij seijden Op welcke huijs hoff
metten gronde ende erffenisse voorgeschreven die voorgenoemde Jan, Jan ende
Peeter volcomentlijck hebben verteghen ten behoeve van Peeteren soone Cornelis
Embrecht Jan Meussoon ende Jannen soone wijlen Henrick Frans Gielissen man ende
momboir Niclaesken sijnre huijsvrouwe oock dochtere Cornelis voorschreven met
overgeven ende affgaen in manieren daertoe behoirlijck ende gewoonlijck sijnde
ende hebben gelooft op hen selven ende op alle henne goeden hebbende ende
vercrijgende dit overgeven affgaen ende dese erffdeijlinghe altijt vast ende
stentich te houden ende in hennen name ende qualiteijt voorschreven te doen
houden sonder ennich wederseggen ende alle commer of calangie daerop comende
altemael aff te doen denselven vuijtgenomen dat die voorschreven Peeter ende Jan
hiervuijt sullen gelden seven stuijvers ende eenen penninck gewinchijns jaerlijx
aende heere van Tilborch op Sint Stevens dach te betalen ende boven dijen dat
deselve Cornelissen henne vader ende sweer soo langhe hij inne den leven
wesen jaerlijx sullen vuijtreijcken een mudde rogghen goet ende leverbaer
coorens eerstemael verschijnende toighst of tot Bamisse ijerstcomende ende soo
voorts van jaer tot jaer soo lange hij inde menscheijt wesen sal ende boven
dijen dat hij oock sijnen leven lanck inne der huijsinghe sal behouden sijne ...
ende stoel inde heerdt ende of hij metten selven Peeteren of Jannen nijet is
..... moeten vuijtreijcken sesse carolus gulden jaerlijx twelck zij gelooft
hebben ... welcke voorschreven chijns ende een mudde rogghen die voorgenoemde
Peeter ende Jan alsoo sullen gelden voldoen ende betalen ten daghe ende
termijnen daertoe geordonneert dat die andere deijlluijden goeden die daeronder
belast souden moghen daeraff ontlast ende ombeschadicht sullen sijn ende blijven
ten eeuwighen dachen wel verstaende of den voorschreven Peeters ende Jannen op
dit henne gedeelte ennighe andere hijnder commer of last quame met recht meer
alsnu hier benoemt staet dat alsulcken commer hijnder of last alsnu comende zij
deijlluijden denselven sullen helpen affdragen dwelck zij deen des anderen ende
elck onder verbant als voor sonder ennighe oppositie contradictie gelooft hebben te volbrenghen dach et scabinij ut
supra,
Hiertegens soo sal die voorschreven Jan Cornelis Embrecht
Jan Meussoon hebben houden ende erffelijck voor sijne portie besitten Een stuck
zaeijlandts ende weije genoemdt Eelkens Acker tsamen sesse loopensaet of
daeromtrent begrijpende nochtans alsoo groodt ende cleijn ast selve geleghen
ende affgepaelt is binnen der prochie van Tilborch ter plaetschen geheijten
Heijdzijde aldaer tusschen erffenisse Jan Joost Wouter Jan Reijnen hiertegens
affgepaelt alwaer den sloodt tusschen dese derve desselfs Jans lopende nu ende
ten eeuwige daghen sal moeten blijven open ligghen omme dwater aldaer van dese
erffenisse comende gelost te worden deen zijde ende tusschen erffenisse Huijbert
Jan Huijbert Leijten dander zijde, streckende van der erffenisse Adriaen
Embrecht Goijart Pulskens totter erffenisse gemeijnder strate ende noch de stuck
beemden seven vierdevaetsaet of daeromtrent begrijpende nochtans alsoo groodt
ende cleijn ast selve geleghen is onder Gilze inde Lande van Breda aldaer
tusschen de Lantscheijdinge deen zijde ende tusschen erffenisse Niclaesen
Thonissoon van Beurden dander zijde, streckende van der erffenisse der kijnderen
ende erffgenamen Anthonis Goijart Pulskens genoemdt de Hicxpoir beemdt, totter
erffenisse Adriaen Jan Somers Alsoo zij seijden Op welcke stuck zaeijlants weije
ende den beemdt voorgeschreven die voorgenoemde Peeter Jan ende Jan met Peeteren
Cornelis Embrecht Jan Meussoon volcomentlijck hebben verteghen ten behoeve van
Jannen soone Cornelis Embrecht Jan Meussoon ende Jennekens voregeschreven met
affgaen ende verthijen alsdat gewoonlijck ende recht is ende hebben gelooft op
hen selven ende op alle henne goeden hebbende ende vercrijgende dit overgeven
affgaen ende dese erffdeijlinge altijt vast ende stentich te houden ende in
hennen name ende qualiteijt voregeschreven te doen houden sonder ennich
wedersegghen ende alle commer of calangie daerop comende altemael aff te doen
den selven vuijtgenomen dat die voorschreven Jan hiervuijt sal gelden ende
goetwillichlijcken aen Cornelissen sijne vader des leven desselffs gedurende sal
vuijtreijcken een halff mudde rogghen goet ende leverbaer cooren, ierstmael
verschijnende toighst of tot Bamisse ijerstcomende soo wanneer die voorschreven
Cornelis tselve sal moghen .... ende soo voirts van jare tot jare soo
lange desselve Cornelis inne der menscheijt wesen sal ende voirts alle
waterlaten ende andere gerechticheden daerinne dese erffenisse van oudts
verbonden moghen sijn naer oude gewoonte te onderhouden welcke voorschreven een
halff mudde rogghen dieselve Jan alsoo sal gelden ende voldoen ende de
voorschreven waterlaten onderhouden dat die voirschreven andere deijlluijden
daeraff ombeschadicht sullen sijn ende blijven ten eeuwighe daghen welverstaende
of desselven Jannen op dit sijne gedeelte ennighe andere commer hijnder of last
quame met recht die alsnu alhier nijet gespecificeert en staet dat alsulcken
hijnder commer of last alsnu comende zij deijlluijden daeraff malcanderen te
bate sullen comen ende aff helpen draghen, dwelck zij deen des anderen ende elck
onder verbant als voir sonder ennighe oppositie van recht goetwillichlijck
gelooft hebben
te volbrenghen, datum et scabinij ut supra,
Hiertegens soo sal die
voorschreven Jan Joost Wouter Jan Reijnen vuijten name van Eva sijnre
huijsvrouwe hebben houden ende erffelijck voor sijne portie besitten, den timmer
ende schaepskoije diewelcke hij altijts ten simpelen vermane van Peeteren, ende
Jannen Henrick Franssoon sijne swagers sal moeten affbreecken noch een stuck
zaeijlants sesse loopensaet of daeromtrent begrijpende nochtans alsoo groodt
ende cleijn as tselve geleghen is binnen der prochie van Tilborch ter plaetschen
geheijten Heijdzijde aldaer tusschen erffenisse Peeter Cornelis Embrecht Jan
Meeuss ende Jan Henrick Franssoon tsamen midts desen den ... ombedeijlt
toebehoirende deen zijde ende tusschen erffenisse Jan Cornelis Embrecht Jan
Meussoon oock hiertegens affgedeijlt ende daer den slootdt hier tusschen beijde
ligghende is tot dese erffenisse sal behoiren nochtans dat hij derselve
nijet en sal moghen ... dan altijts open moeten laten ligghen omme dwater
comende van derve desselffs Jans Cornelis sijn swagers daer doire gelost te
worden, dander zijde, streckende vander erffenisse Adriaen Embrecht Goijart
Pulskens totter gemeijnder strate Ende noch een stuck erve tot weije liggende
twee loopensaet ende vijfthien roijen of daeromtrent begrijpende nochtans alsoo
groodt ende cleijn as tselve geleghen ende affgepaelt is binnen der
prochie ende plaetsche voirschreven aldaer tusschen erffenisse Adriaen
Goijart Pulskens voirschreven deen zijde ende tusschen erffenisse Peeter
Cornelis Embrecht Jan Meussoon oock voirschreven ende hiertegens affgedeijlt
dander zijde, streckende vande erffenisse Jan Jacob Peeter Goijarts Pulskens
totter gemeijnder strate Alsoo zij seijden Op welcke timmer vander schaepskoije
metten anderen erffenisse voirschreven die voirgenoemde Peeter Jan ende Jan met
Peeteren Adriaen Goijart Jan Reijnen volcomentlijcken hebben verteghen ten
behoeve van Jannen soone wijlen Joost Wouter Jan Reijnen voirgeschreven henne
swager met affgaen ende verthijen alsdat gewoonlijck ende recht is ende hebben
gelooft op hen selven ende op alle henne goeden hebbende ende vercrijgende dit
overgeven affgaen ende dese erffdeijlinge altijt vast ende stentich te houden
ende in hennen name ende qualiteijt te doen houden sonder ennich wederseggen
ende alle commer oft calangie daerop comende altemael aff te doen den selven
vuijtgenomen dat die vs Jan vuijt dit sijne gedeelte Cornelis Embrecht Jan Meuss
sijnen sweers des leven desselfs geduerende jaerlijx sal vuijtreijcken een halff
mudde rogghen vervallende alle jaer inde oighst of Bamisse of
andersints soo wanneer deselve Cornelis tselve van hem sal moghen vereijschen
ende soo voorts van jare tot jare soo lange deselve Cornelis inne der menscheijt
wesen sal welverstaende of denselven Jannen op dit sijne gedeelte ennighe
anderen hijnder commer of last quame met recht hebben zij deijlluijden
malcanderen gelooft aff te draghen ende dat al onder verbant als voir, datum et scabinij ut supra
Hiertegens
soo sal die voorschreven Peeter Adriaen Goijart Jan Reijnen als man ende momboir
Marie sijnre huijsvrouwe hebben houden ende erffelijck voor sijne portie
besitten een schuer metten gronde ende erffenisse daeraen liggende ende daertoe
behoirende onder zaeijlant weije ende heije tsamen elff loopensaet ende
sessendertich roijen oft daeromtrent begrijpende nochtans alsoo groodt ende
cleijn as deselve gestaen ende geleghen is binnen der prochie van Tilborch ter
plaetschen geheijten Heijdzijde aldaer tusschen erffenisse Adriaen Geridt
Beijkens deen zijde ende tusschen erffenisse Peeter Cornelis Embrecht Jan
Meussoon ende Jan Henrick Franssoon sijne swagers streckende vande erffenisse
Niclaes Anthonissoon van Beurden totter gemeijnder strate Alsoo zij seijden Op
welcke schuer ende erffenisse vooregeschreven de voorgenoemde Peeter
Jan Jan ende Jan volcomentlijck hebben verteghen ten behoeve van Peeteren soone
Adriaen Goijart Jan Reijnen vooregeschreven hennen swager met affgaen etc. ende
hebben gelooft op hen selven ende op allen henne goeden hebbende ende
vercrijgende dit overgeven affgaen ende dese erffdeilinghe altijt vast ende
stentich te houden ende in hennen name te doen houden sonder ennich wederseggen
ende alle commer etc. vuijtgenomen dat die voirschreven Peeter des leven van
Cornelis Embrecht Jan Meussoon sijne sweer sal vuijtreijcken een halff mudde
rogghen ijerstmael verschijnende toighst of Bamisse ijerstcomende ende soo
voirts van jare tot jare den leven van sijnen sweer geduerende ende boven dat
deselve Peeter die heere des schauwaterlaet tusschen sijne ende derffenisse des
voirschreven Adriaen Geridt Beijkens is loopende mede naer oude gewoonte sal
helpen onderhouden soo ende gelijck tselve van rechts weghe behoort te
geschieden ende int bijsondere te gedooghen dattet water comende vuijt den
messen ende van der huijsinghe Peeteren Cornelis Embrecht Jan Meussoon ende Jan
Henrick Franssoon midts deser deijlinghe te loothe bevallen door de sloodt
loopende door dese erffenisse behoirlijcken sullen gelost ende ontlast worden
inne alsulcken vueghen dat hij Peeter tselven nijet en sal moghen met ennig
... of verlegghen waerdoors dat het water comende vander vs huijsinghe
ende messen sijnen cours mochte behouden worden welcke een halff mudde rogghen
die voirschreven Peeter alsoo sal betalen ende voirts den waterlaet alsoo sal
onderhouden dat der andere deijluijden goeden daeraff ombeschadicht sullen sijn
ende blijven ten euwighen daghen welverstaende etc, et reliqua omnia ut
supra.