Kennelijck sij eenen ijegelijcken dat voor ons schepenen ondergeschreven inne propre persoonen zijn gecomen ende gecompareert Peeter soone Cornelis Jan Meussoon ter eenre, ende Daniel soone Adriaen Gerit Vrancken ter andere sijde, ende hebben van seker hiernaer beschreven erffenisse eene erffmangeling aengegaen in vuege ende manieren hiernaer beschreven volgende,
Overmits de welcke soo sal de voirschreven Peeter vande voirschreven Daniel hebben houden ende erffelijck besitten een stuck saijlants een lopensaet een lopensaet ... roijen off daerontrent begrijpende, nochtans alsoo groodt ende cleijn, als t selve gelegen is binnen de prochie van Tilborch ter plaetschen geheijten aende Hasselt inde Langestraet, aldaer tussen erffenisse de voirschreven Peeter Cornelis Jan Meussoon aen beijde de sijden aenliggende, streckende vande erffenisse Cornelis Jan Antonissoon, totter Langstraet voorschreven,
Waertegens de voirschreven Daniel vande voirschreven Peteren sal hebben houden ende erffelijck besitten een stuck saijlants twee lopensaet of daerontrent begrijpende, nochtans alsoo groot ende cleijn als t selve gelegen is binnen de prochie ende plaetse voirschreven aldaer tusschen erffenisse Lenaert Christoffel Cornelissoon deen zijde, ende tusschen erffenisse Gerit Gerit Willemssoon Veramelvoirt dander zijde, ende oock een eijnde, hodende metten anderen eijnde aende Langstraet voirschreven, alsoo sij seijden, op welcke parchele van saijlants die voirgenoemde comparanten hebben vertegen deen tot dander behoirlijck ende gewoonlijck sijnde, gelovende onder verbant van henne personen ende goeden elck sijn vermangelt parcheel te waeren more solito ende dit vercopen etc. ende alle commer etc. dach xixe januarij 1618. Scabini Baerdwijck et vanden Burcht.