Huijbert soone Peeter Meeussen, als wittich man, ende momboir van Hendricxken sijne huijsvrouwe, dochtere Cornelis Jan Peeters, heeft geboden sijne blijckende penningen, die hij seijde hen eijgen te sijn, omme metten rechte van naderschappen te lossen, te vrijen, ende te quijten, alsulcken twee derdeparten onbedeijlt, in een huijsinge, mette twee derdeparten inde gerechte helft aende westensijde, vander aenstede, vier loopensaeten of daerontrent groot sijnde, gelegen binnen der prochie van Tilborch, ter plaetse genoemt aende Hasselt, als die voers. Cornelis Jan Peeters, opden 30e junij lestleden, heeft vercocht, ende voer schepenen deser heerlijcheijt, gevest, ende opgedraegen, Peeter Janss van der Loo, ende heeft daerenboven die voers. Huijbert gelooft super se et omnia sua bona (op zich en al zijn goederen), alles meer te doen wat een naderman in tstuck van naderinge schuldich is, ende behoirt te doen, t alder tijt, als hij daer toe rechtelijck sal versocht werden, sonder argelist, datum xxi september 1649, scabini Verschueren et Bardwijck.