Menu

Akten Schepenbank Tilburg

Akte R-1682-14-8024-54r

Compareerde voor schepenen van Tilborgh ende Goirle ondergenoempt Adriaen Adriaen Gijsberts, soo voor sijn selven ende alnoch in qualitijt als momboir, ende Jan Janssen Reinier als toesiender over het een onmondigh kindt wijlen Anneken Adriaen Gijsberts, daer vader aff is Jan Gijsberts Adriaens, alhier mede present, ende in dier qualitijt als erffgenamen wijlen Adriaen Adriaen Gijsberts ende Cathalijn Jan Eulinghs seijden ende verclaaren met den anderen aengegaen ende gemaeckt te hebben een erffelijcke schijdinghe ende affdeijlinghe vande goederen de welcke eenighsints metter doot sijn ontruijmpt ende achtergelaeten bij de voornoemde Adriaen ende Cathalijn voornoempt, ende dat in der voegen, forme, ende manieren als hier naer beschreven volgende,

Overmits der welcker, soo is den voornoemden Adriaen Adriaen Gijsberts ten deele bevallen, ende sal den selven alsoo voor sijne portie hebben, behouden, ende erffelijck blijven besitten de helfte in seecker huijsinghe mette erffenisse daer aenleggende, ende daer toe behoorende, bestaende in een voorhuijs, schijdende op de graet van de schouw de welcke is half ende half ende alsoo moet onderhouden worden, mette gerechte helft van de erffenisse, groot int geheel achentwintigh roeden off daer ontrent, gestaen ende gelegen binnen de parochie van Tilborgh, ter plaetse genaemt de Stockhasselt, coomende oost de wederhelft vant voornoemde huijsken hier naer door het onmondigh kint bedeelt, suijt Ego d'Wits, west den selven, ende noort de gemeene straet, los ende vrij, ende sal den condivident in vergelijckinghe van cavelen uijtreijcken aen het naervolgende loth de somme van tseventigh gulden eens te betaelen naert passeren deses,

Waer tegens den voornoemden Adriaen Adriaen Gijsberts in qualiteijt als beedighde momboir ende Jan Janssen Renier als toesiender over het voornoemde onmondigh kint ten behoeve van het selve onmondige ten deele bevallen is ende sal het selve alsoo voor sijne portie hebben, behouden, ende erffelijck blijven besitten de wederhelfte van de voornoemde huijsinghe met de erffenisse daer aenleggende, bestaende in een caemer schijdende mede op de graet van de schouw, coomende oost d'weduwe Michiel Herman Colen, suijt Ego de Wits, west den condivident hier voorens bedeelt, ende noort de gemeene straet, los ende vrij, uijtgenoomen dat dit loth sal moeten gedoogen het rijden van een kar over dese helft van den hoff omme alsoo door den condivident hier voor bedeelt, behoorlijck op sijn wederhelft te connen geraecken, ende sal dit loth in egalisatie van cavelen genieten ende proffiteren van het boovenstaende loth de somme van seventigh gulden eens, welcke somme oock promptelijck is voldaen ende betaelt door den condivident in het loth hier voor genomineert,

Voorts is tusschen de voorschreve parthije wel expresselijck ondersproocken ende geconditioneert dat ider op sijn aengecavelde deel sal moeten onderhouden etc. geloovende etc., allen commer etc. pro ut in forma, actum 8 julij 1682 coram scholt relatu de Grand schepenen.



Zoeken in website: De Hasselt voor 1832