Compareerde voor
schepenen van Tilborgh ende Goirle ondergenoempt Adriaen Adriaen Gijsberts, soo
voor sijn selven ende alnoch in qualitijt als momboir, ende Jan Janssen Reinier
als toesiender over het een onmondigh kindt wijlen Anneken Adriaen Gijsberts,
daer vader aff is Jan Gijsberts Adriaens, alhier mede present, ende in dier
qualitijt als erffgenamen wijlen Adriaen Adriaen Gijsberts ende Cathalijn Jan
Eulinghs seijden ende verclaaren met den anderen aengegaen ende gemaeckt te
hebben een erffelijcke schijdinghe ende affdeijlinghe vande goederen de welcke
eenighsints metter doot sijn ontruijmpt ende achtergelaeten bij de voornoemde
Adriaen ende Cathalijn voornoempt, ende dat in der voegen, forme, ende manieren
als hier naer beschreven
volgende,
Overmits der welcker, soo is den voornoemden Adriaen
Adriaen Gijsberts ten deele bevallen, ende sal den selven alsoo voor sijne
portie hebben, behouden, ende erffelijck blijven besitten de helfte in seecker
huijsinghe mette erffenisse daer aenleggende, ende daer toe behoorende,
bestaende in een voorhuijs, schijdende op de graet van de schouw de welcke is
half ende half ende alsoo moet onderhouden worden, mette gerechte helft van
de erffenisse, groot int geheel achentwintigh roeden off daer ontrent,
gestaen ende gelegen binnen de parochie van Tilborgh, ter plaetse genaemt de
Stockhasselt, coomende oost de wederhelft vant voornoemde huijsken hier naer
door het onmondigh kint bedeelt, suijt Ego d'Wits, west den selven, ende noort
de gemeene straet, los ende vrij, ende sal den condivident in vergelijckinghe
van cavelen uijtreijcken aen het naervolgende loth de somme van tseventigh
gulden eens te betaelen naert passeren deses,
Waer tegens den voornoemden Adriaen Adriaen Gijsberts in
qualiteijt als beedighde momboir ende Jan Janssen Renier als toesiender over het
voornoemde onmondigh kint ten behoeve van het selve onmondige ten deele bevallen
is ende sal het selve alsoo voor sijne portie hebben, behouden, ende erffelijck
blijven besitten de wederhelfte van de voornoemde huijsinghe met de erffenisse
daer aenleggende, bestaende in een caemer schijdende mede op de graet van de
schouw, coomende oost d'weduwe Michiel Herman Colen, suijt Ego de Wits, west den
condivident hier voorens bedeelt, ende noort de gemeene straet, los ende vrij,
uijtgenoomen dat dit loth sal moeten gedoogen het rijden van een kar over dese
helft van den hoff omme alsoo door den condivident hier voor bedeelt,
behoorlijck op sijn wederhelft te connen geraecken, ende sal dit loth in
egalisatie van cavelen genieten ende proffiteren van het boovenstaende loth de
somme van seventigh gulden eens, welcke somme oock promptelijck is voldaen ende
betaelt door den condivident in het loth hier voor genomineert,
Voorts is tusschen de voorschreve
parthije wel expresselijck ondersproocken ende geconditioneert dat ider op sijn
aengecavelde deel sal moeten onderhouden etc. geloovende etc., allen commer etc.
pro ut in forma, actum 8 julij 1682 coram scholt relatu de Grand
schepenen.