Cornelis Jan Momboirs cedit aan
Jacobus Willem de Beer een kamer aan den westenkant van een huijs,
scheijdende op de graat van de schouw tussen dese en de ander
wooning van den vercooper, met de helft van den hof meede aan den
westenkant groot int geheel een Lopensaat en het gebruik en
onderhout van den put agter dese huijsinge voor een derde part,
gestaan en gelegen alhier, onder Tilborg ter plaatse de groote
Hasselt, aldaar oost de straat, zuijt Hendrick van Gils, west en
noort den cooper ende sal den vercooper met paart en karre mogen
weegen, over dese erve, van de straat af tot in zijnen hoff, ter
naasten velde, en ter minsten schade, als meede sal den kelder van
den vercooper in dese kamer moeten blijven leggen, soo die nu
leijt, voorsts los en vrij uijtgenomen wegen etc. ende heeft etc.
gelovende etc. en allen verholen commer etc. pro ut in forma actum
den tiende junij seventien hondert acht en vijftig.
Cooppenn 75 gld voldaan.