Compareerde voor mij
Cornelis Bles notaris openbaar bij den Edele Mog: Rade en Souverijnen Leenhove
van Brabandt in s'Gravenhage geadmitteert binnen de Heerlijkheijt Tilborg
resideerende, en ter presentie van de nagenoemde getuijgens, Norbertus
Jacobus de Beer woonagtig alhier, Jan Huijbert Smarien woonagtig te Goirle, en
Peter Bastiaan van Gestel woonagtig alhier, ter eenre, en d'heer Pieter Gerard
Hensen meede woonagtig alhier, ter andre zeijde, welke comparanten ter eenre,
verclaarde verkogt te hebben gelijk zij verkoopen bij deesen, aan den comparant
ter andre zeijde die verclaarde gekogt te hebben en bij deesen in coop te
accepteeren een parceel ackerlandt groot ses L ofte daar omtrent, gelegen alhier
onder Tilborg ter plaatse de Stockhasselt aldaar oost eenen voetpat, zuijt Peter
van Spaandonk west de straat, en noord eenen ackerwegt los en vrij uijtgenoomen
wegen stegen schouwen watrlaten, en alle andere nabuurlijcke regten te
onderhouden leijden en gedogen als van ouds, ende dat omme en voor eene somme
van seven hondert en vijf en twintig guldens vrij geldt,
De
betalinge en verdere conditie hier babeschreven volgende.
In den eersten is geconditioneert dat de eijgendom vant
voors parceel ackerland aan de cooper sal overgaan bij de vest, die geschieden
sal volgens wetten van den
lande.
Voorders is besprooken
dat den cooper sal leijden en gedoogen dat de jegenwoordige huurderesse de
weduwe Jan Cleijsen dit parceel sal gebruijcken labeuren besaijen, en maijen tot
t'oigst des toekomende jaars 1700 een en seventig wanneer den cooper het selve
sal aanveerden en daar mede doen, en handelen als vrij en eijgen goet
Den cooper sal de voors. zijne uijtgeloofde cooppenningen
ter somme van seven hondert vijf en twintig gudens aan de respective verkopers
of haare actie verkregen hebbende ider een gelijck derde deel daar van, opleggen
ende betalen, niet eerder dan na doode van Jacobus Willem de Beer en desselfs
jegenwoordige huijsvrouwe Pitronella Adam Jansen de Jong; mits dat den cooper
daar en tegens sal schuldig en verbonden zijn omme alle jaaren aan even gemelde
Jacobus Willem de Beer en Pitronella Adam Janse de Jong gedurende haar beijder
leven lang, en langer niet, uijt te keeren en te leveren de quantiteijt van vier
en dartig vaten rogge, goet leverbaar cooren, waar van de eerste leverantie sal
moeten geschieden tussen Kerssemis en Ligtemis na den oogst des jaars 1700 twee
ende seventig, onder conditie nogtans dat meergemelde Jacobus Willem de Beer, en
Pitronella Adam Janse de Jong telkens bij die leverantie aan hem cooper de
jaarlijcxe s'lands en dorps verpondingen welke voors: parceel jaarlijcx sal
verschuldigt worden,
En aan belang ende het laatste jaar
wanneer de langstlevende der voors: twee egtgenoten sal komen te overleijden,
wanneer als voorgesegt, den cooper de coopsomme sal moeten opschieten en
betalen, over dat jaar sal hij cooper de vier en dartig vaten rogge aan de
verkopers, gelijk zij verkopers ook aan den cooper de jaarlijcxe lasten over
ende weder elkanderen sullen refundeeren ende goet doen na rato des tijds,
Eijndelijck is geconditioneert dat alle de onkosten over t
schrijven en passeeren deses, de veste, veertigsten penning of den aankleeve van
dien, sullen staan ten
lasten van den cooper,
En
verclaarden de comparanten ter eenre als verkopers onwederroepelijck te
constitueeren en volmagtig te maken den eersten en alle andere toonders van de
grosse deeser, omme te compareeren voor wet en competenten des behoort, en
aldaar den voornoemde cooper in't voors: parceel landt te goeden vesten ende
erve, met afgaan ende vertijden gelijk men vast ende erffelijke goederen
gewoonlijk is te transporteren ende over
te geven,
Belovende zij comparanten wederseijts allent geene voors:
staat en t gunt cragte deser sal worden gedaan en verrigt, altijt te sullen
houden en doen houden, voor goet, vast, bondig, en van waarden, sonder eenig
wederseggen, onder verband van haare persoonen, ende goederen, present ende
toekomende geen uijtgesondert stellende deselve ten bedwange, en
subjectie als na regten,
Aldus gedaan ende gepasseert binnen de
Heerlijckheijt Tilborg ter presentie en overstaan van Johan Adriaan van Meurs,
en Jan Janse de Jong, beijde woonende alhier, als getuijgen hier toe versogt die
etc. heeden den vijftienden augustij 1700 seventig.