TEGENWOORDIGE STAAT
DER
VEREENIGDE
NEDERLANDEN.
TWEEDE DEEL.
Vervattende EENE
BESCHRYVING DER GENERALITEITS LANDEN, STAATS
BRABANT, STAATS LAND VAN OVERMAAZE,
STAATS VLAANDEREN en STAATS OPPER-GEL-
DERLAND met den Staat der Bezetting
in de BARRIERE-PLAATSEN enz.
Met Naauwkeurige Landkaarten en Printver-
beeldingen versierd.
Te AMSTERDAM,
By ISAAK TIRION, Boekverkooper op den Nieuwendyk, by den Dam, in Hugo Grotius, 1740.
Met Privilegie van haar Ed. Groot Mog. de Heeren
Staaten van Holland en Westvriesland.
Den Wel-Edelen en Gestrengen
H E E R E
MR. PIETER BODDAERT,
GRIFFIER VAN DEN LEENHOVE
VAN VLAANDEREN EN VAN
DEN RAADE TER ADMIRALI-
TEIT IN ZEELAND;
VOORNAAMEN LIEFHEBBER DER VADERLANDSCHE
GESCHIEDENISSEN, KEURIGEN KENNER
EN OPBOUWER DER NEDERDUITSCHE TAALE,
VRIENDELYKEN BEGUNSTIGER VAN DEEZEN
SCHRYF ARBEID EN ANDERE
NUTTE WETENSCHAPPEN;
BOVEN AL ERNSTIGEN AANKWEEKER VAN
WAARE GODSVRUGT DOOR EEN' OVER-
DEFTIGEN BONDEL VAN STIG-
TELYK RYM;
UIT ERKENTENIS WEGENS ONTVANGEN ON
DERRIGTING TOT HET OPSTELLEN VAN
EEN AANMERKELYK GEDEELTE DESZELVEN,
TEN BLYKE VAN WAARE HOOGAGTING,
EERBIEDIGLYK OPGEDRAAGEN
VAN ZYNER WELED. GESTR.
ZEER VERPLIGTEN EN BEREID
WILLIGEN DIENAAR,
ISAAK TIRION.
BERIGT
VAN DEN
DRUKKER.
We hebben nu, 'goedgunstige Leezer, in dit TWEEDE
DEEL van den TEGENWOORDIGEN STAAT
DER VEREENIGDE NEDERLANDEN, afgehandeld
de Beschryving van alle die Landen, welken, met den naam
van GENERALITEITS LANDEN bekend, onder de Oppermagt
der Algemeene Staaten behooren. En wy vertrouwen, met vry
goeden grond, dat dit Deel, in 't algemeen, niet minder de
goedkeuring van kundige Luiden zal hebben, dan het Eerste.
Schoon ons net onbewust is, dat het verre af is van de volmaaktheid;
egter houden wy ons verzekerd, dat men 't doorgaans
veel naauwkeuriger zal vinden, dan iets tot nog toe
van die Landen in 't Licht gekomen. Een kundig Leezer zal
misschien wel eenig onderscheid kunnen merken in naauwkeurigheid
tusschen 't een en 't ander gedeelte deezer Beschryvinge.
Dit willen wy gaarne toestemmen, en de reden daarvan is
niet verre te zoeken. Van veele Plaatsen, onder 't Gebied
der Generaliteit behoorende, vindt men niet dan zeer onvolkomen
Berigten in druk. Dit heeft ons aangespoord, om, in
die Landen en Plaatsen, zelve naar beter bescheiden te zoeken.
Hier in hebben wy ons oogmerk, op jommige Plaatsen,
naar genoegen, bereikt; maar op andere niet veel kunnen op
doen, wat moeite wy daartoe ook aanwendden. We hebben
ons dan, ten opzigte dier Plaatsen, moeten behelpen, met de
Hulpmiddelen, die voorhanden waren.
Met veel Dankbaarheid, moeten we egter erkennen, de gunstige
mededeeling van verscheidene Berigten, gegevene Onderrigtingen,
en de moeite, die eenige kundige Liefhebbers hebben
gelieven te neemen in het nazien en verbeteren van verscheidene
Stukken, die in deeze Beschryving voorkomen. Dagten
we niet, dat het sommigen mishaagen zou, wy zouden hunne
Naamen hier melden, en hun opentlyk den Lof geeven, die hun
toekomt. Doch nademaal veeler zedigheid ons zulks verbiedt
moeten we onze Dankbaarheid alleenlyk in 't algemeen betuigen
aan allen, die iets tot vermeerdering en verbetering van
deeze Beschryving hebben toegebragt: Schoon de Rang,
dien verscheiden deezer Lief hebberen in ons Vaderland bekleeden,
veelen anderen, die ons insgelyks in 't gevolg dient zouden
kunnen doen, ten spoore zou kunnen verstrekken.
Wy denken nu tot de Beschryving der byzondere Provincien
over te gaan en wel met het begin van 't Derde Deel, eenen
aanvang der Beschryvinge van GELDERLAND te maaken,
waarna de andere Provincien, in rang, zo naauwkeurig en
tevens beknopt, als doenlyk zal zyn, beschreeven zullen worden.
Wat nu sommige onkundigen, by gebrek van lief hebberye
voor de Kennisse van den Staat des Vaderlands, ook mogen
aanmerken, als of wy 't Werk, om 't algemeen genoegen,
dat het onzen Landsluiden geeft, zogten te rekken: Kundige
Lief hebbers, dit weeten we, oordeelen 'er anders van, en onze
Landsluiden zullen ons, gelyk wy vertrouwen, geen' geringen
dank weeten, als deeze Beschryving van ons Vaderland afgedrukt
is, dat zy, op zodanig eene wyze, van ons ondernomen
en uitgevoerd is. Hadden onze Voorouders zo veel moeite gedaan,
om den Staat des Lands, in hunnen tyd, met tamelyke
uitvoerigheid, te beschryven; wy zouden nu, in de oude Geschiedenissen,
zo dikwils niet dubben noch doolen.
Den zulken, dien't vreemd voorkomen mogt, dat hier van de
Barriere-Plaatsen zo weinig gezeid wordt, dient tot naarrigt, dat
daar van uitvoeriger gehandeld is, in't Xe Deel van de HEDENDAAGSCHE
HISTORIE, eene Beschryving behelzende van
die Provincien der Nederlanden, welken onder 't Gebied van
Oostenryk, Vrankryk en Pruissen behooren. Het welk dan ook
met een byzonderen Titel, om by dit gedeelte der Historie te
konnen gevoegd worden, van my, op zig zelven, uitgegeven wordt.
INHOUD DER DER HOOFDSTUKKEN.
Overgang tot de Beschryving der GENERALITEITS LANDEN. Gelegenheid van STAATS BRABANT. Beschryving van DEN RAAD EN LEENVHOVE VAN BRABANT EN DEN LANDE VAN OVERMAAZE.
Verdeeling der Beschryving van Staats Brabant. Gelegenheid, Grootte, Landsgesteldheid en Ver deeling der MEIERYE VAN 'S HERTOGENBOSCH. Gelegenheid van het KWARTIER VAN OOSTERWYK. Beschryving der Stad's HERTOGENBOSCH.
Beschryving der Vlekken, Dorpen en Heerlykheden in het KWARTIER VAN OOSTERWYK.
Beschryving der Stad EINDHOVEN, en der Vlekken, Dorpen en Heerlykheden in het KWARTIER VAN KEMPENLAND.
Beschryving der Stad HELMOND en der Vlekken, Dorpen en Heerlykheden van het KWARTIER VAN PEELLAND.
Beschryving der Vlekken, Dorpen en Heerlykheden van het KWARTIER VAN MAASLAND.
BURGERLYKE en KERKELYKE REGEERING der vier Kwartieren der Meierye van 's Hertogenbosch.
Beschryving van de Stad en het MARKGRAAFSCHAP VAN BERGEN OP ZOOM.
Beschryving der BARONYE VAN BREDA.
Beschryving van het LAND VAN KUIK en de Stad GRAAVE.
Beschryvende de Heerlykheden STEENBERGEN, WILLEMSTAD en PRINSENLAND.
Beschryvende de Schansen LILLO, KRUISSCHANS en FREDRIK HENRIK.
Beschryving van de STAD en het LAND VAN MAASTRICHT.
Beschryving van het STAATS LAND VAN OVERMAAZE, vervattende de Landen van VALKENBURG, DAALHEM en 's HERTOGENRADE.
Gelegenheid en Grensscheiding van STAATS VLAANDEREN. Beschryving van den RAAD en HET LEENHOF VAN VLAANDEREN.
Verdeeling der Beschryving van STAATS VLAANDEREN. Beschryving van 't VRYE VAN SLUIS met de Steden SLUIS, AARDENBURG, OOSTBURG, YZENDYKE, S. ANNA TER MUIDEN en het LAND VAN KADZAND.
Beschryving van de Stad HULST en HULSTERAMBAGT, en van de Heerlykheid S. JANS STEEN,
Beschryving van AXEL, TER NEUZE en BIERVLIET.
Beschryving van 't SAS VAN GEND, de Schans FILIPPYNE en eenige LANDEN en SCHANSEN AAN DE SCHELDE.
Beschryving van STAATS OPPER-GELDERLAND, vervattende de Stad VENLO, de Vestingen STEVENSWAARD en S. MICHIEL, en het AMPT MONTFOORT.
Handelende van de Plaatsen, buiten de Vereenigde Provincien en Generaliteits Landen, in welken Staatsche Bezetting legt; als de BarrierePlaatsen NAMEN, DOORNIK, MEENEN, VEURNE, WARNETON, YPEREN, 'T FORT DE KNOKKE en DENDERMONDE; benevens de Stad EMBDEN en de Vesting LIEROORD.
Overgang tot de Beschryving der GENERALITEITS
LANDEN. Gelegenheid van STAATS BRABANT.
Beschryving van DEN RAAD EN Leenhove
VAN BRABANT EN DEN LANDE VAN OVER-MAAZE.
Tot nog toe zyn we bezig geweest,
in het beschryven van de Generaliteits
Kollegien, van eenige
mindere Vergaderingen, welken
'er van afhangen, en van den Koophandel
der Vereenigde Nederlanden in 't gemeen.
Alle zaaken, welken, zo we'er het gene in
den aanvang van dit Werk gezeid is, byvoegen,
ons een algemeen begrip van den tegenwoordigen
Staat van 't gene de zeven
Provincien met malkanderen betreft, geeven
konnen. Om dit begrip verder te voltoojen,
eischt de goede orde, dat wy tot de
byzondere Beschryving dier Landen overgaan,
welken de vereenigde Provincien gezamentlyk
bezitten, en die door de Algemeene
Staaten geregeerd worden.
Men noemt ze GENERALITEITS LANDEN,
of het Distrikt van de Generaliteit. Ze worden
in vier deelen onderscheiden; STAATS BRABANT, STAATS LANDEN VAN OVERMAAZE,
STAATS VLAANDEREN en STAATS OPPERGELDERLAND.
In deeze orde zullen we de zelven vervolgens beschryven.
De Generaliteits Landen zyn, voor 't
grootste gedeelte, door de Wapenen bemagtigd.
Sommigen hebben zig, ongedwongen,
onder onzen Staat begeven, en allen zyn
ze de zelven, by verscheiden' plegtige
Traktaaten, door de voorige Bezitters, afgestaan.
Onder alle de Steden der Generaliteit,
zyn 'er niet meer dan twee, Breda,
in Staats Brabant, en Venlo in Staats Gelderland,
welken de Utrechtsche Vereeniging
van het jaar 1579 ondertekend hebben:
waar door de zelven toen ook in het gemeen
Verbond, dat de zeven Landen vereenigd
houdt, aangenomen zyn geweest. Breda
tekende, op den 15 September van het gemelde
jaar, en Venlo hadt zulks reeds, op
den 11 April, gedaan. Doch beide deeze
Steden, naderhand wederom in de magt van
Spanje geraakt zynde, zyn, schoon sedert
herwonnen, niet meer als Leden van 't Verbond
aangemerkt geworden (1).
Zy hebben
zo weinig deel aan de hooge Regeering,
als alle de andere Generaliteits Landen.
Geene der zelven zendt Afgevaardigden
af, om Stem in Staat te hebben. En
schoon men ze den naam van Geassocieerde of
met den Staat verknogte Landen geeft (2);
schynt men ze egter allen aan te merken,
als overheerde Gewesten, van welken de
volstrekte Oppermagt by de Algemeene
Staaten is.
De Baanderheeren, Edelen en Steden van
Staats Brabant in 't byzonder hebben egter,
meer dan eens, gepoogd, zig van deeze onderwerping
te ontslaan, en gelyk regt met
de Edelen en Steden der zeven Provincien
te bekomen. Doch alles is vrugteloos geweest.
Geduurende den Spaanschen Oorlog (Zie Resolut. der Staaten van Holland 30 Decemb. 1632, en 5 Jan. 1633 by van Zurk, Codex Batavus, Tit. Brabant, par III N. 5.bl.193 ),
hadden ze verzogt, als een Lid
van den Staat, te mogen worden aangenomen;
en toen nu de Munstersche Vrede op
handen was, vernieuwden ze hun Verzoek.
De Algemeene Staaten weezen hen aan de
byzondere Provincien. Zy zonden hunne
Afgevaardigden derwaards, die met een uitstellend
antwoord werden afgezet. Men
zag in 't algemeen 't getal der Stemmen niet
gaarne vermeerderd; Holland in 't byzonder
oordeelde, dat 'er reeds kleine Provincien
genoeg in 't Verbond waren, welken zo
veel als zy ter Generaliteit te zeggen hadden.
Elk hieldt het ook voor onredelyk,
dat men Steden, welken met goed en bloed,
van den Staat gewonnen waren, de magt in
handen zou geeven, om naderhand tegen
hunne Overwinnaars zelven te konnen stemmen (Zie Aitzema, XXVIII Boek, bl. 571). De Brabanders, dus op den tuil
gehouden, vernieuwden hunne eischen, in
groote Vergadering van't jaar 1651 (3),
met geenen minderen ernst. De Afgevaardigden
der Steden 's Hertogenbosch, Breda,
Bergen op Zoom, Graave, Willemstad en
Steenbergen verzogten gehoor by de groote
Vergadering. Dit werdt hun geweigerd,
en zy gelast, 't gene zy te zeggen hadden,
schriftelyk in te leveren; gelyk geschiedde.
Zy verzogten nu niet meer om voor een
Lid van den Staat erkend te worden; maar
alleen om hunne eigene zaaken te mogen
bestieren. Dit mogt hun, meenden ze,
om hunne beproefde Liefde voor de Vaderlandsche
Vryheid, niet geweigerd worden.
't Waren de Brabanders, die het Verzoekschrift
aan de Hertogin van Parma getekend,
Alva de nieuwe Belastingen ontzeid,
den Prins van Oranje tot Ruwaard verklaard,
en daar door den Standaard der Vryheid opgeregt
hadden. Verscheiden' Brabantsche
Heeren hadden de Utrechtsche Vereeniging
getekend, en de Prins van Oranje zelf, als
Baron van Breda. Brabant hadt Filips den II
zo wel afgezwooren, als de vereenigde Provincien,
en, in den jaare 1584, nevens de
zelven, beslooten de Opperheerschappy
over alle de Landen den Koning van Vrankryk
op te draagen, onder voorwaarden dat
dezelven niet van een gescheiden zouden
mogen worden. 's Hertogenbosch in 't byzonder
hadt den Staat, in deszelfs eerste
Opkomst, merkelyken dienst toegebragt,
en het Spaansch Geweld op zyne Wallen geschut.
Hadt men die Stad, in 's Vyands
magt gevallen zynde, met geweld moeten
herwinnen; Amsterdam, Middelburg, Nimwegen,
Schoonhoven en meer andere Steden
hadden ook Volk en geld gekost, en
hielden egter eenen aanzienlyken rang, onder
de vereenigde Provincien. Bergen op
Zoom en Willemstad waren zelfs nimmer
door vyandlyke Wapenen bemagtigd geweest.
't Slot was, dat men den Brabanders
geene Belastingen behoorde op te leggen,
in welken zy niet toegestemd hadden;
dat men in hunne Landen geene Ampten
aan vreemden moest geeven, welken zy zelven
konden bedienen; dat de Raad van Brabant
geene zitting buiten die Provincie hebben
moest, en dat men hun de overige Voorregten
niet moest beneemen, welken zy, onder
der de Regeering der Huizen van Bourgonje
en Oostenryk behouden hadden.
't Vertoog der Brabanders was vrugteloos.
De Staat hadt nu al lang zyne vastigheid
verkreegen. De minste verandering
kon van schadelyk gevolg zyn geweest. De
Raad van Staate bestierde sedert veele jaaren
de gemeene Geldmiddelen. De overmeesterde
Steden hadden alle tekenen der
voorige Oppermagt verlooren. Ook was
Brabant maar voor een gedeelte onder 't gebied
der Staaten gekomen: welk gedeelte,
van veel minder aangelegenheid dan het overige
zynde, zig geene verdiensten kon maaken
van 't gene door de gantsche Provincie
gedaan was. Kortom de Brabanders moesten
onverrigter zaake vertrekken. De Afgevaardigden,
welken zy naar de byzondere
Provincien geschikt hadden, om hunne
belangens voor te staan, kreegen wederom
beleefd, doch geen beslissend antwoord, en daar is 't by gebleeven
(Zie Aitzema, Boek XXI. bladz. 330 en den Herstelden Leeuw, bl. 412 - 436. Gelegenheid van Staats Brabant).
STAATS BRABANT, het grootste der
Generaliteits Landen, vervat meer dan één
van de vier Kwartieren of Deelen der geheele
Provincie. Men verdeelt ze in de Kwartieren
van Brussel, Leuven, Antwerpen en 's Hertogenbosch.
Het Kwartier van's Hertogenbosch
behoort geheel tot Staats Brabant,
dat daarenboven een goed gedeelte van
het Kwartier van Antwerpen vervat. Staats
Brabant grenst ten Noorden aan Gelderland
en Holland, ten Oosten aan het Hertogdom
Kleef en Oppergelderland, ten Zuiden aan
Oostenryks Brabant en het Prinsdom van
Luik, en ten Westen aan Zeeland en Staats
Vlaanderen. Staats Brabant is, van het van
Oosten naar het Westen, omtrent vier en
twintig uuren gaans lang, en van het Zuiden
naar het Noorden omtrent veertien
uuren breed.
De Raad van Brabant, die zyne verblyfplaats
op het Hof, in den Haage, houdt,
oordeelt, in de laatste plaats, over alle burgerlyke
en lyfstraffelyke zaaken, welken in
gantsch Staats Brabant en in het Land van
Overmaaze voorvallen. Maastricht is hier
egter van uitgezonderd. 's Hertogenbosch
heeft wel nu en dan tegen het Officie Fiskaal
en den Hoogschout der Stad en Meierye,
beweerd, dat dezelven van de Vonnissen,
door Schepenen, in lyfstraffelyke zaaken,
geweezen, zig niet op den Raad van Brabant
mogten beroepen; doch nimmer met
eenen goeden uitslag. Wy moeten deezen
Raad wat omstandiger beschryven, om den
Leezer te beter begrip van de Regeering
deezer Landen te doen hebben.
Alle Inwooners van Brabant en het Land
van Overmaaze moesten voor deezen hunne
regtzaaken, in de laatste plaats, voor den
hoogen Raad van Brabant, welke te Brussel
vergadert, laaten oordeelen. De zaaken,
die de Leenen betroffen, werden gebragt
voor het Opperleenhof van Brabant, dat ook
te Brussel zit (4). Doch na dat nu een
aanzienlyk gedeelte van deeze Landen, in
de magt van de Staaten der vereenigde Provincien,
gevallen was, konden zig de Ingezetenen
van het zelve niet langer op Geregtshoven
beroepen, welken van Spanje
afhingen. Om hen, naar hunne oude gewoontens
en voorregten, te regeeren, was
't nodig, dat 'er, ten hunnen behoeve, een
byzonder Geregtshof werdt opgeregt, dat
het werk beide van den hoogen Raad en het
Opperleenhof van Brabant te gelyk verrigtte.
Dit was de reden van de opregting des
Raads, van welken wy spreeken. Zie hier
wat 'er in 't byzonder gelegenheid toe gaf.
Die van Bergen op Zoom zig, in 't jaar
1586, van het beroep op den Raad en het
Leenhof van Brabant versteken vindende;
verzogten den Graave van Leicester, die
toen de Landvoogdy der vereenigde Provincien
in handen hadt, dat hy den Graaf,
naderhand Prins Maurits, hunnen Marquis,
magtig wilde maaken, om, in zyn Marquizaat,
eenige Raaden aan te stellen, welken,
den hoogen Raad en het Leenhof van Brabant
verbeeldende, beslissende uitspraak
over de geschillen zouden doen, en de verdere
gunsten toestaan, welken men gewoon
was by de hooge Brabantsche Geregtshoven
te verkrygen. Dit verzoek werdt ingewilligd (Zie Groot Plakaatboek, V Deel, bl. 894).
Graaf Maurits verleende daar op
volmagt tot dit einde aan zynen Raad en
drie Regtsgeleerden, eerst op den 23. February
en naderhand op den 23. Augustus
des jaars 1586 (Groot Plakaatboek, V Deel, bl. 895).
Het Hof van Holland
gaf den nieuwen Raad, op den 23. November
daar aan, vryheid, om hunne (territorium) Regtplaats
te Delf of in den Haage te mogen verkiezen (Groot Plakaatboek, V Deel, bl.896).
Eenige jaaren daar na (5),
werdt 'er een Raad van Brabant, uit zeven
Leden bestaande, door de Algemeene Staaten, opgeregt.
Deszelfs Regtplaats werdt
binnen den Haage bepaald. Alle de Plaatsen,
welken te vooren onder de hooge
Brabantsche Geregtshoven behoord hebbende,
nu onder de magt der Staaten geraakt
waren, werden het Regtsgebied van deezen
Raad onderworpen. En schoon hy, tot heden
toe, in stand gebleeven is, werdt hy
egter toen alleenlyk by voorraad, en tot dat
er nader in zou voorzien zyn, opgeregt (6).
De Leden van den Raad werden naderhand
tot tien vermeerderd; doch sedert wederom
op negen gebragt.
Tot het jaar 1596 hadt de Raad van Brabant
in den Haage alleenlyk over burgerlyke
geschillen regt gedaan, doch by gelegenheid,
dat 'er toen een Gevangen van Turnhout
gehaald was, om voor den Raad gevonnist
te worden, keerde men zig tot de
Staaten van Holland, om van dezelven ook
Regtplaats, in lyfstraffelyke zaaken, te verzoeken.
Zy werdt verder niet dan tot wederzeggens toe vergund (7). De Raad van
Brabant kreeg ook vryheid, om zyne Gevangens
op de Voorpoorte van den Hove
te brengen, of zo daar geene plaats mogt
zyn, op eene andere bekwaame plaats,
hem, door de Staaten of hunne Gekommitteerde
Raaden, aan te wyzen, welken men
ook verpligt werdt kennis te geeven van de
Gevangenen, die den Raad aangebragt werden.
Ook werdt den Raad toegestaan, het Schavot te mogen gebruiken, om Lyfstraffen te doen (Zie Groot Plakaatboek, V deel, bladz. 897).
DE RAAD EN LEENHOVE VAN BRABANT EN
HET LAND VAN OVERMAAZE, want zo wordt
dezelve geheeten, bestaat nog tegenwoordig
uit negen Raadsheeren, onder welken
de President begreepen is, die voorheen eerste
Raadsheer genoemd werdt; doch sedert
den 24 Maart 1629 den titel voert van eersten
presideerenden Raad. Ook is hy Stadbouder
van de Leenen. Behalven deeze negen
Raadsheeren, heeft de Raad eenen Advokaat
Fiskaal en Prokureur Generaal, en eenen
Griffier. Daar zyn twee Klerken ter
Griffie, en twee Deurwaarders van den
Raad. De Provoost van den Raad van Staate
bekleedt dit Ampt ook, by gelegenheid,
voor den Raad van Brabant. Hy geeft 'er
egter vooraf kennis van aan den President
des Raads van Staate, die 't nimmer weigert.
De Raad gedraagt zig, volgens de Ordonnantie,
in den jaare 1604, door
de Aartshertogen Albertus en Izabella,
voor den hoogen Raad van Brabant, gemaakt (8),
en verders naar de Brabantsche
en Overmaasche Wetten en Gewoontens,
voor zo verre, in het een en in het ander,
door hunne Hoogmogenden, geene verandering
gemaakt is. De Raad moet aangemerkt
worden als den hoogen of souverainen
Raad van den Hertog van Brabant, die
door de Algemeene Staaten verbeeld wordt.
Hy heeft magt, om Verlof- en Gunstbrieven
te verleenen; den minderjaarigen de bestiering
hunner zaaken toe te staan, en Brieven
van Wettiging en Naturalizatie uit te geeven.
Hy kan ook allerlei Mandementen van
Relief, of Bevelen van Herstelling, in gevallen
van onwettige Verbintenis enz. toestaan;
geschiedende zulks met Committimus
of wyzing tot de dagelyksche ondergeschikte
Regtbanken, in Staats Brabant en den Lande
van Overmaaze. Men verkrygt 'er ook, in
geval van onopzettelyken doodslag, Brieven
van Kwytschelding van, 't zy met of zonder
interinement, dat is, 't zy dat ze voor
den Raad bekragtigd worden of niet. Wanneer
ze met interinement verleend worden,
moet de Verzoeker voor den Raad komen,
en dien, op de kniën, zyne Brieven van
Kwytschelding aanbieden. De naaste Bloedvrienden
van den nedergeslaagen' zyn dan
ook op de Rolle gedagvaard, om deeze Brieven
te wederleggen, of met den Schuldigen
te verzoenen. De Prokureur Generaal en de
de Baljuw van de plaatse, alwaar de manslag
is voorgevallen, worden ook op het interine
ment gedagvaard. Zo de Bloedvrienden ongenegen
ter verzoening zyn, wordt die,
door den Raad, uit hunnen naam, naar redelykheid,
gemaakt, de Brieven worden in
den vollen Raad bekragtigd of geinterineerd,
en den Verzoeker in eene Geldboete beslaagen
ten behoeve van het gemeene Land.
Wy hebben reeds gezeid, dat de Raad
van Brabant, in de laatste plaats, oordeelt
van alle de geschillen, welken onder zyn
Regtsgebied voorvallen, en by Appel beroep of
Reformatie Hervorming voor hem gebragt worden.
Uit den naam deezes Raads, blykt ook, dat
hy oordeelt, over de geschillen, welken de
Leenen betreffen. Alle de Leenmannen in
Staats Brabant en het Land van Overmaaze
moeten daarenboven hunne Leenen, voor
den Raad, als verbeeldende hunne Hoogmodegenden,
komen verheffen. De Op- en Overdragten,
de Bezwaaringen en Verlyen van
alle Leengoederen, moeten voor den Griffier
van den Raad geschieden (h Waarschuwing rakende de Leenen in Brabant van den 12 Febr. 1705. Zie Groot Plakaatboek, V Deel, bladz. 769.).
Niemant mag Leengoederen vertieren, verkoopen
of bezwaaren, dan voor den Leenheer
en zyne Leenmannen, die door den Raad
van Brabant verbeeld worden. Voor Schepenen
van 's Hertogenbosch mag dit egter
ook geschieden, mids dat deezen, van drie
tot drie maanden, door hunne Geheimschryvers,
den Raad kennis geeven van 't gene
'er voor hun in zaaken van Leenen omgegaan
is (Zie Groot Plakaatboek, V Deel, bladz. 766).
Van alle Leengoederen,
welken, voor Stadhouder en Leenmannen van
den Raad en Leenhove van Brabant, overgedraagen
of bezwaard worden, moet de
veertigste Penning worden betaald. De
Penningen, hier van komende, worden in
't Gemeene Lands Komptoir gebragt.
De Griffier moet Maandstaaten van dezelven
maaken, en aan den Raad van Staate overhandigen.
Ook moet hy 'er aan de Generaliteits
Rekenkamer rekening van doen (Zie Groot Plakaatboek, V Deel, bladz. 770).
Over de verkooping van Leengoederen by
executie is voor deezen eenig geschil geweest,
tusschen den Raad van Brabant en de Rentmeesters
en Ontvangers der Generaliteit; beweerende
den Raad, dat zulke Verkoopingen,
volgens besluit van Stadhouder en
Leenmannen, moesten geschieden. Doch
de Raad van Staate besloot, op den 5 July,
des jaars 1717, den Rentmeesteren en Ontvangers
der Generaliteit aan te schryven,
dat zy, in het bestieren der Uitwinningen,
zig zouden hebben te schikken, naar het Reglement
van den 8 November 1662, zonder
op strydige bevelen van den Raad en Leenhove
van Brabant of eenige andere Leenregters
te passen (Zie Groot Plakaatboek, V Deel, bladz. 774).
De Verzoekschriften, welken den Raad
aangebooden worden, moeten, in de volle
Vergadering, worden gelezen. Om de
Regtsgedingen spoediger te konnen afdoen,
worden, door den Heer eersten presideerenden
twee Kommissarissen benoemd
welken by beurten de zaak, die op de Rolle
gebragt is, onderzoeken en daar van verslag
in den vollen Raad doen. Deeze oordeelt
'er over, by meerderheid van Stemmen.
De presideerende Raad doet de omvraage,
uit zyn gevoelen 't laatst; doch
heeft maar ééne Stem. De Raad komt dagelyks
des Zomers ten negen, en des Winters
ten half tien uuren des morgens by een.
Wanneer 'er iets buitengewoons voorvalt,
zit de zelve ook des namiddags. Ook wordt
de zelve, by zulke gelegenheden, wel aan
het Huis van den eersten presideerenden samengeroepen.
Des Woensdags alleen wordt
'er Rolle gehouden, behalven wanneer 'er
een Feesttyd op valt. In zulk een geval,
wordt de Rolle tot's anderendaags verschooven.
Wanneer eene zaak van weerskanten ten
vollen voorgesteld is, en één van de Dingpligtigen
Provisie of Voorafwyzing verzoekt,
of dat er iets tusschen beiden komt, of dat
van 'er eenige Verzetten voorgesteld worden:
in alle deeze gevallen, moet er, ten aanhooren
van den Raad, voor de Kommissarissen,
tot de zaak benoemd, gepleit worden.
Deezen beslissen 't geschil, of gedraagen zig aan
hun Verslag aan den Raad. Zo één der
Dingpligtigen zig in het Vonnis der Kommissarissen
bezwaard vindt, kan hy by den
Raad herhooring verzoeken. De zaak
wordt dan op nieuws voor den Raad overwoogen,
en beslist. Wanneer de Kommissarissen
geene uitspraak gedaan; maar zig
aan het verslag, dat zy den Raad doen moeten,
gedraagen hebben, en deeze daar op
Uitspraak over de begeerde Voorafwyzing
heeft gedaan, kan men geene herhooring
verzoeken. Partyen moeten dan, over het
voornaame van de zaak, voortpleiten. In
zaaken van groot gewigt, gebeurt het somtyds,
dat men, ter begeerte van Partyen,
voor den vollen Raad, over de verzogte
Voorafwyzing, pleit. De zaak zelve, in
staat gesteld zynde, om schriftelyk, of voor
den vollen Raad bepleit te konnen worden,
en de Stukken van weerskanten overgeleverd
zynde, krygt de Verweerder vyftien
dagen tyds, om eene ontwykende, uitstellende
of vernietigende Verdediging
voor te stellen (9). Men vergunt de Eischer
gelyken tyd, om 'er zyne redenen tegen
in te brengen, en na het hooren van
Antwoord en Wederantwoord, wordt het
Regtsgeding schriftelyk vervolgd, tot dat
het in staat van wyzen gebragt is. Eischer
en Verweerder beide, indien ze anders niet
voor genoegzaam gegoed gehouden worden,
moeten vooraf borg voor de kosten
van 't geding stellen, ten minsten Cautie juratoir,
of beëedigde Verklaaring, dat zy die
kosten voldoen zullen. Vreemde Eischers
moeten domicilium citandi kiezen, onder 't
Regtsgebied van den Raad; dat is eene vaste
plaats, alwaar men alle dagingen en andere
middelen van regten tegen hen te werk stellen
kan. Die, over lyfstraffelyke zaaken
gedaagd wordende, niet verschynen, worden,
door nog twee of ten hoogsten drie agter
een volgende Mandementen, op nieuws
ingedaagd, en dan nog niet opkomenden,
door den Raad, gedoemd tot de Straffe, die
hunne misdaad verdient; zonder dat men gewoon
is, naar verdere bewyzen tegen hen,
te wagten. Zo een Beschuldigde zig regtvaardigen
wil, wordt hem daar toe van den
Raad dag gesteld, en zo zyn Beschuldiger
niet verschynt, wordt hy van de Beschuldiging
ontheeven.
Binnen tien dagen, na dat een Veroordeelde
kennis van zyn Vonnis gekreegen
heeft, kan hy zig van alle mindere Regtbanken
in Staats Brabant en het Land van
Overmaaze op den Raad beroepen. De
Hoofdbanken van Staats Brabant zyn hier
egter van uitgezonderd. Men kan, voor
de zelven veroordeeld zynde, zig niet tot
den Raad vervoegen, dan om eene Hervorming
van het Vonnis zonder Schorsing
van de Uitvoering deszelfs te verzoeken.
Ook zyn, in het Land van Overmaaze,
Mankamers en Leenhoven, op welken men
zig eerst beroept, en van dezelven op den
Raad van Brabant. Indien de Deurwaarder
den dag van het Beroep te ver verschuift, kan
de Regter, die het Vonnis geweezen heeft,
indien hy zig anders party wil stellen, Brieven
van Vervroeging verzoeken. Die zig
op den Raad beroepen heeft, kan, binnen
agt dagen, van zyn beroep afstand doen.
Wanneer de afgeweezen Party, 't zy hy zig
ор den Raad beroepen, of blootelyk hervorming
van Vonnis verzogt hebbe, zig by de
Uitspraak des Raads bezwaard vindt, staat
het hem vry, binnen 't jaar, Herziening
van 't geding aan den Raad te verzoeken.
De Raad of de Algemeene Staaten benoemen
daar op zo veele bygevoegde Regters,
als 'er Persoonen geweest zyn, welken het
vonnis te vooren hebben geweezen. Die Herziening
verzoekt, moet terstond zestig Guldens
betaalen, en zo veel meer, als de Raad
goedvindt te eischen, tot voldoening der
kosten, welken op de Zittingen der bygevoegde
Regters vallen. Deezen', met den
Raad samengevoegd, zien allede Stukken van
her Regtsgeding, op welken men te vooren
Vonnis gestreeken heeft, op nieuws over.
De Uitspraak, welke zy doen, is volstrektelyk
beslissend, en moet, binnen twee jaaren,
na het vellen van het eerste Vonnis,
gegeven worden. Wy hebben wat uitvoeriger
op de Wyze van Regtspleeging voor
den Raad van Brabant stil gestaan, op dat
wy hier van, met opzigt op de andere Regtbanken
deezer Provincien, alwaar genoegzaam
het zelfde plaats heeft, weinig of niets
zouden hoeven te zeggen.
De Leden van den Raad van Brabant mogen
malkanderen, zo weinig als die van andere
Geregtshoven, in den bloede, of door
aanhuwelyking, na bestaan. Vader en Zoon,
Broeders, Zwagers, Ooms en Neeven konnen
niet te gelyk in den Raad van Brabant
zitten. De Raaden van Brabant moeten in
Holland te regt staan (10). Voor deezen
beliep de Wedde van eenen Raadsheer in
den Raad van Brabant niet meer dan drie
honderd Guldens 's jaars (Zie Groot Plakaatboek, II Deel, bl. 2209); doch sedert
is dezelve, in den jaare 1633, op twaalf
honderd, en eindelyk, in 't jaar 1669, tot
op vyftien honderd Guldens vermeerderd (Resol. Gener. 1 Mai 1669).
De voorzittende en andere Raaden worden
door de Algemeene Staaten aangesteld. In
de Verzoekschriften, moet men den Raaden
van Brabant den titel geeven van EDELE
MOGENDE HEEREN. De Verzoekschriften
worden gerigt aan den EDELEN RAADE
EN LEENHOVE VAN BRABANT EN DE LANDEN
VAN OVERMAAZE.
De Ampten van Advokaat-Fiskaal en Prokureur
Generaal van Brabant zyn, by de opregting
des Raads, in den Haage, op den
26 September 1591, aan een' en denzelfden
Persoon en wel aan éénen der zeven Raadsheeren
begeven geweest. Eenige jaaren laater
werden deeze Ampten, volgens een Besluit
der Algemeene Staaten, door twee byzondere
Persoonen bekleed. Dit heeft geduurd
tot in den aanvang des jaars 1722,
wanneer de Ampten van Advokaat-Fiskaal
en Prokureur Generaal wederom aan één'
Persoon begeven zyn geworden (Resol. Gener. 6 january 1722). Volgens
het honderd vier en twintigite Artikel
der Ordonnantie voor den Raad van Brabant,
was de Prokureur Generaal gehouden,
alle Exploiten en personeele Apprehensien te doen.
Doch niet lang na de tweede Vereeniging
der Ampten van Advokaat-Fiskaal en Prokureur-Generaal,
verklaarden hunne Hoogmogenden,
dat de Advokaat-Fiskaal, schoon
ook het Ampt van Prokureur-Generaal bekleedende,
egter van het aantasten en leiden
van Misdaadigen ontslaagen zou blyven. De
twee Ampten, van welken wy spreeken,
worden, samengevoegd, het Officie Fiskaal
genoemd. Men vindt ze beschreeven, in
het vyfde Hoofdstuk der meergemelde Ordonnantie
voor den Raad van Brabant. Zy
strekken zig uit, beide in burgerlyke en lyfstraffelyke
zaaken, over alles wat de domeinen
het grondgebied en de hoogheid van
den Hertog van Brabant aangaat. Volgens
het honderd en zestiende Artikel der Ordonnantie,
heeft de Advokaat-Fiskaal regt, om
geroepen te moeten worden, by het raadpleegen
over Regtsgedingen, die Fiskaale
zaaken aangaan. Ook heeft hy raadgeevende
Stem in den Raad. Buiten zyn byzyn,
mag, ten nadeele van den Hertog, niets
beslooten worden. Hy is naderhand, by
herhaalde Besluiten der Algemeene Staaten,
in dit voorregt bevestigd geworden (Resol. 25 Maart 1641, 19 maart 1718). De
zaaken, welken door den Advokaat-Fiskaal,
ор de Rolle, die men daar over afzonderlyk
houdt, gebragt worden, moeten de eersten
aangediend en voor alle anderen afgedaan
worden. Kommissarissen van de Rolle mogen
niets, in fiskaale zaaken, beveelen of
vaststellen, buiten toestemming van het Officie
Fiskaal. Die zaaken moeten in den vollen
Raad bepleit en afgedaan worden. De
Vakatien en andere onkosten van het Officie
Fiskaal, en het verschot van den Prokureur-Generaal,
plagten, wanneer de zelven
van de veroordeelde Partyen niet te bekomen
waren, door den Griffier, als Ontvanger
van de Exploiten, betaald te worden.
Doch voor eenige jaaren is de Kas der Exploiten
hier van ontheeven geworden. Alle
deeze kosten worden nu betaald ten Komptoire
Generaal van de Unie, op eene
Ordonnantie des Raads van Staate (Resol. Gener. 10 October 1726). Het Officie
Fiskaal voert de gedingen altyd op 10
den naam van den Prokureur-Generaal. Verliest
het Officie Fiskaal een geding met de
kosten, zo wordt 'er onderscheid gemaakt,
of het geding aangevangen zy, op last van
den Raad van Brabant, of niet. In 't eerste
geval worden hem de kosten, uit het Komptoir
Generaal, goedgedaan. In het tweede,
kan hy, volgens het honderd en tiende
Artikel der meergemelde Ordonnantie, gevonnist
worden, om de kosten te betaalen
uit zynen eigenen buydele. De Ampten van
Advokaat-Fiskaal en Prokureur-Generaal
worden, door hunne Hoogmogenden, begeven (11).
De Griffier van deezen Raad bewaart alle
deszelfs Akten of Handelingen: hy houdt 'er
aantekening van, hy vaardigt ze af, hy
en schryft de Vonnissen op, welken door de
Regters uitgesproken worden, en de Verklaaringen
der Getuigen, in lyfstraffelyke
zaaken, worden ook door hem aangetekend
en voorgelezen. Hy moet een byzonder
Register houden, vervattende de Aantekeningen
van het gene dagelyks voorvalt, en de
Memoriaalboeken van den Raad. Hy doet
door de Klerken ter Griffie de zaaken, die
op de Rolle gebragt worden, aantekenen.
De Vonnissen in burgerlyke en lyfstraffelyke
zaaken worden ook ieder in een afzonderlyk
Boek gebragt. In een ander stelt men de
Advyzen en Brieven, welken de Raad gegeven
en afgevaardigd heeft. Ook wordt'er
boek van de Verzoekschriften gehouden. De
Griffier is te gelyk Ontvanger der Exploiten.
Hy moet de boetens en verbeurdverklaaringen
invorderen, en van de Penningen, welken'er
van komen, Rekening doen aan den Raad
Raad van Staate en Generaliteits Rekenkamer.
De Griffier ontvangt en bewaart de
handvullingen, tot welken de een of de ander
der dingpligtigen, van den Raad, gevonnist
is. Hy trekt 'er den honderdsten
Penning van, wanneer ze een jaar in zyne
bewaaring blyven, en den zestigsten, wanneer
hy ze twee jaaren of langer bewaart.
Van de handvullingen, ten behoeve van den
Staat gedaan, geniet hy niets. Hy mag zo
veele Klerken in zynen dienst neemen, als hy
goedvindt, mids dat dezelven den eed voor
den Raad afleggen. Het Ampt van Griffier
wordt ook door de Algemeene Staaten begeven.
Zyne verdere bezigheden worden
uitvoerig beschreeven, in het zesde Hoofdstuk
van de meergemelde Ordonnantie van
Albertus en Izabella.
De Provoost van den Raad van Staate,
door den Raad van Brabant gebruikt wordende,
mag, als een bediende van het Officie
Fiskaal in lyfstraffelyke zaaken, aangemerkt
worden. Hy neemt de misdaadigen
in verzekering, hy brengt ze uit de Gevangenis
voor den Raad, en na dat ze hun Vonnis
ontvangen hebben naar de Geregtplaats.
Hy heeft verscheiden' Dienaars onder zig,
door welken hy dit werk uitvoert.
De Raad van Brabant heeft twee Deurwaarders
in zynen dienst, welken zig in den
Haage ophouden, en de Deur van de Raadkamer
en Rolle bewaaren. In verscheiden'
Steden, onder 't Regtsgebied van den Raad
behoorende, zyn mindere Deurwaarders
aangesteld, die zo wel als de eerstgemelden,
de Exploiten en Uitwinningen doen, en
de verdere bevelen van den Raad ter uitvoeringe
brengen. Deeze laatsten worden
voor het aanvaarden hunner bedieninge,
door eenen Raadsheer, onderzogt en beëedigd.
Ook moeten zy voor drie honderd
Guldens borg stellen, dat zy geene ontrouw,
in het waarneemen van hun Ampt, pleegen
zullen. De twee eerste Deurwaarders worden
niet onderzogt.
Het getal der Prokureurs voor den Raad
van Brabant is op twaalf bepaald. Zy worden
niet toegelaaten, ten zy ze boven de
twintig jaaren bereikt hebben. Vooraf worden
ze door éénen der Raadsheeren onderzogt,
en dan moeten ze voor den voorzittenden
Raad met eede verklaaren, dat zy zig
naar de Wetten schikken zullen, welken,
ten hunnen opzigte, in het elfde Hoofdstuk
der Ordonnantie van Albertus en Izabella,
gemaakt zyn. De Prokureurs voor den Raad
van Brabant mogen voor mindere Geregtshoven
geene eischen instellen. Twee Prokureurs,
welken elkanderen na in den bloede
bestaan, als Vader en Zoon of twee Broeders,
of zulken, die in één Huis woonen,
mogen de beide Partyen van een geding
niet bedienen. Zy mogen niemant bedienen,
zonder volmagt van hem te hebben, behalven
hunne Bloedverwanten; in welk geval
zy egter verzekering geeven moeten, dat
het gene zy doen van hunne Meesters zal
goedgekeurd worden.
De Raad heeft geen vast getal van Advokaaten;
doch allen, welken voor den zelven
pleiten zullen, moeten vooraf hunne Vrybrieven
toonen, en by eede belooven, dat
zy zig, naar het tiende Hoofdstuk der Ordonnantie
van Albertus en Izabella, schikken
zullen. Zy pleiten met gedekten hoofde,
terwyl de Prokureurs met het hoofd ontbloot staan.
Eindelyk heeft de Raad van Brabant ook
in dienst eenen Examinateur, of Onderzoeker
van de Landmeeters, welken, door den
Raad, in Staats Brabant en den Lande van
Overmaaze, worden aangesteld.
Noten:
(1) Venlo verdiende niet langer voor een Lid van
de Vereeniging gehouden te worden, na dat die Stad,
in 't jaar 1586, aan Parma was ingeruimd, wordende
de Staatsche Bezetting door de Burgery met de Wapenen
in de vuist tot de overgaave gedwongen. 't Welk
den Landvoogd Leicester zo trof, dat hy de Goederen
dier Burgeren verbeurd verklaarde, en gebood hunne
Persoonen aan te tasten, waar men ze, in de Vereenigde
Nederlanden, kon aantreffen. Zie P. C.
HOOFTS Nederl. Hist. Bock XXIV. bl. 1083. Wat Breda
aangaat, dat nimmer anders dan met geweld van
het Verbond afgerukt is; die Stad heeft meer grond
om te eischen, dat zy, volgens het Regt van Wederkeering
[Jus Postliminii], wederom in het Utrechtsch
Verbond worde aangenomen. Zie CORN. VAN BYN-
Codex KERSHOEK, Quast. Juris publ. Libr. I. Cap. XVI.
P. 118.
(2) De Brabanders merkten, in hun Vertoog, aan
de Algemeene Staaten, in den jaare 1651, gedaan,
in 't byzonder aan; dat zy, in alle openbaare Schriften,
Geassocieerden of met den Staat verknogten en samengevoegden
genoemd werden, terwyl zy ondertusschen
van veelen, met den mond, tegen regt en reden,
als geconquesteerden of overheerden werden aangemerkt.
Zie AITZEMA Herstelden Leeuw, bl. 429.
(3) Wy hebben 'er hier voor, I. Deel, bladz. 183 en 282 van gesproken.
(4) Wy hebben van beide deeze hooge Geregtshoven, in het beschryven van Oostenryks Brabant, omstandig gesproken. Zie Hed. Historie Xe Deel, bl. 206 enz. 213 enz.
(5) In 't jaar 1591.
(6) Zie Groot Plakaatboek, II Deel, Kol. 2209. Men vindt het Plakaat der Opregting ook in het vyfde Deel van het Groot Plakaatboek, bladz. 896. En dit is één der gebreken van dit Werk, dat 'er dezelfde Stukken meer dan eens in gevonden worden.
(7) Op den 4 en 5 December des jaars 1596.
(8) Men vindt deeze Ordonnantie in het Groot Plakaatboek, II Deel, Kol. 849,
(9) Eens vooral tekenen wy hier, ten dienste des
onkundigen Leezers, aan, wat men, in Regten, door
de driederlei Verzetten of Verdedigingen, van welken wy
spreeken, hebbe te verstaan. De Declinatoire Exceptie
of het ontwykend Verzet bestaat in eene aanwyzing,
dat i mant niet voor zynen bevoegden Regter gedaagd
is; 't zy dat hy een persoonlyk Regt hebbe om voor
eenen anderen Regter te moeten worden gedaagd,
't zy dat de zaak, over welke geschil valt, tot eene andere
Regtbank behoore. De Exceptie dilatoir of het
uitstellend Verzet is eene aanwyzing, dat men te
vroeg gedaagd is, 't zy om dat het geval, waar op
de Aanlegger zyn' eisch gronden wil, nog geene plaats
heeft, of om dat de betaaltyd nog niet gekomen is, of
om eenige andere diergelyke redenen. De Exceptie
peremptoir of 't vernietigend Verzet, dient om aan te
wyzen, dat, of schoon 'er te vooren eenige actie mogt
geweest zyn, dezelve egter nu perempta dood en vernietigd
is, of om dat de zelve, door een geregtelyk
Vonnis, uitspraak van goede Mannen, Transa is of
dadinge, reeds afgedaan is, of om dat men 'er, binnen
den bepaalden tyd, niet in regten over betrokken is.
(10) Zie een voorbeeld in de Resol. van Holland van 19 en 24 Sept. 1682, by VAN ZURK Codex Batavus. Tit. Brabant. §. III. N. 3. bl. 193.
(11) Opmerkelyk is 't, dat men by BUTKENS (Trophées
de Brabant Tom. II. p. 382 &c. Ed. de la Haye
1724) en by LUISCIUS Woordenboek, Art. BRABANT
(Raad van) wel Lysten vindt van de Raaden van Brabant
en zelfs van de Griffiers en Ontvangers der Exploiten;
doch niet van de Advokaaten Fiskaal en Prokureurs
Generaal, even als of die Amptenaars nimmer by den Raad van Brabant waren bekend geweest.
Verdeeling der Beschryving van Staats Brabant.
Gelegenheid, Grootte, Landsgesteldheid en Verdeeling der MEIERYE VAN 'S HERTOGENBOSCH.
Gelegenheid van het KWARTIER VAN
OOSTERWYK. Beschryving der Stad's HERTOGENBOSCH.
WY onderscheiden onze Beschryving van
Staats Brabant in zeven Hoofddeelen,
Eerst zullen wy handelen van de Stad en
Meiery van 's Hertogenbosch. II. Van het
Markgraaffchap van Bergen op Zoom.
III. Van de Baronny van Breda. IV. Van
het Land van Kuik en de Stad Graave.
V. Van de Heerlykheden Steenbergen, Willemstad
en Prinsenland. VI. Van eenige
Schansen langs de Schelde en VII. Van de
Stad en het Land van Maastricht.
DE MEIERY VAN 'S HERTOGENBOSCH is
eene groote Landstreek, grenzende ten Noorden
aan Gelderland en Holland, ten Oosten
aan de Heerlykheid van Ravenstein, het
Land van Kuik en het Land van Kessel, ten
Zuiden aan de Graafschappen Hoorn en
Loon, in het Prinsdom Luik, en ten Westen
aan de Vryheden van Arendonk en
Turnhout, in Oostenryks, en aan de Baronny
van Breda in Staats Brabant. Van het
Noorden naar het Zuiden, mag men de
lengte der gantsche Meierye op omtrent
vyftien uuren gaans begrooten. De breedte
van het Oosten naar het Westen schat
men op ruim tien uuren.
Den naam van Meiery heeft deeze Landstreek
met verscheiden' andere Landen in
Brabant gemeen. Sommigen (J. van Oudenhoven Beschryving der Meiery van 's Hertogenbosch bl. 7. des druks van 1649)) oordeelen,
dat men denzelven van het Latynsche
Woord Major, dat grooter betekent, ontleend,
en dit deel van Brabant zo genoemd
heeft, om dat het grooter is, dan verscheiden'
andere deelen van die Provincie. Doch omdat
de naam van Meiery ook aan verscheiden' andere
kleine Streeken Lands gegeven wordt (Zie Van der Houve Handvest Kronyk, II Deel, bl. 359, 360, 361, 362, 363),
houdt ik het, met anderen (1), voor waarschynlyker,
dat deeze naam ontleend zy van
de Hoofdschouten, welken, over verscheiden'
Landstreeken in Brabant, aangesteld zyn, en
van ouds den naam van Major of Meier droegen.
Men noemt deeze Landstreek naar
de Hoofdstad derzelve, 's Hertogenbosch,
om dat de vier byzondere deelen, in welken
de Landstreek verdeeld is, en die van
ouds ook Meieryen genoemd werden, mettertyd
vereenigd en aan de Meiery der Stad gehegt zyn geworden.
De Meiery is een droog en schraal Land,
vol Heiden en Duinen. In eenige Dorpen,
langs de Maaze en andere Riviertjes gelegen,
heeft men alleenlyk vrugtbaare Landeryen,
waar van de overstroomingen, ten
deele, oorzaak zyn. 't Land moet'er geduuriglyk
bearbeid worden; zo men het niet
alomme met Hei wil begroeid zien. De
Akkers worden'er, ééns, en somtyds tweemaal
's jaars beploegd en bezaaid. Men moet
ze van tyd tot tyd mesten, wil men'er vrugt
van trekken; 't welk den Landman lastig
valt, alzo de Mest hier mager, en schaars
te bekomen is. Daar valt wyders brand-en
timmerhout van de Eeken, Beuken en Berkenboomen,
die de Ingezetenen aankweeken moeten (2). De Peulvrugten komen
op in de Meiery, en de Rogge levert
'er schoon brood uit. De Boekweit is 'er
ook zeer goed. Men zaait'er veel Haver en
Vlas; doch daar valt weinig Tarwe en
Garst. De Boomvrugten, het Wild, de
Schaapen en 't Gevogelte zyn 'er by uitsteekendheid
schoon van smaak. Men ademt
'er eene gezonde lugt in, en de Ingezetenen
leeven doorgaans lang.
Men heeft in de Meiery verscheiden' Rivieren
en loopende Waters. Behalven de
Maas, zyn de Dommel, de groote en kleine
Aa en de Gender de voornaamsten.
Langs deeze Stroomen zyn Watermolens gebouwd.
De hooge Duinen en Heiden hebben
hunne afwateringen in de zelven, en
langs der zelver Oevers staan de beste Dorpen
van 't Land. 't Weiland der Dorpelingen
legt digt aan 't Water, en 't Zaailand
wat hooger op.
De Inwooners der Meierye zyn in 't algemeen
arm. De schraale Landeryen verschaffen
hun te weinig loon voor hunnen zuuren
arbeid, dan dat ze 'er veel by zouden konnen
overgaderen. De slegtste Boeren vervallen
hierom, door nood geperst, dikwils
tot Dievery. Men getuigt, dat'er, onaangezien
de strenge Strafoefening over dit
kwaad, meer Dieven in de Meiery, dan in
eenige andere Generaliteits Landen gevonden
worden. De beste en meeste Ingezetenen
persen, door verdubbelden arbeid, den
dorren Akker vrugt af. Vroeg en laat zyn
ze met hun Landwerk bezig. Veelen geneeren
zig met de Veehoedery, daar de schraale
Heiden gelegenheid toe geeven. Schaapen
worden hier in groote menigte aangefokt,
en de Wolle gebruikt in de Lakenweeveryen,
welken men te Tilburg en elders, in merkelyken
getale, vindt. Men vindt ook veele
Byenhouders in de Meiery. Het Vlasgewas,
dat hier overvloedig valt, geeft
groote gelegenheid tot de Linnenweevery,
die byzonderlyk te Eindhoven, te Helmond,
en daaromtrent voortgezet wordt, alwaar
men ook veele Bleekeryen heeft, en sterken
handel in ruwe en gebleekte Lywaaten dryft.
De hooge Landen en woeste Heiden geeven
schoone gelegenheid tot jaagen en vliegen,
waar van veelen hun werk maaken.
De Meiery levert in 't byzonder veele Valkeniers
uit, die verscheiden' Vorstelyke Hoven
van Valken voorzien. De sterkte en
gezondheid der Ingezetenen in 't algemeen
komt hun wel te pas, in het arbeidzaam leven,
dat zy genoodzaakt zyn te leiden.
De Meiery van 's Hertogenbosch is in vier
deelen of Kwartieren verdeeld, te weeten
het Kwartier van Oosterwyk, het Kwartier
van Kempenland, het Kwartier van Peelland
en het Kwartier van Maasland.
HET KWARTIER VAN OOSTERWYK grenst
ten Noorden aan Holland, ten Oosten aan
de Kwartieren van Maasland, Peelland en
Kempenland, ten Zuiden aan de Vryheid
van Turnhout, en ten Westen aan de Baronny
van Breda. Men begroot de lengte
van dit Kwartier, van het Noorden tot het
Zuiden, op negen, en de breedte, van het
Oosten tot het Westen, op zeven uuren gaans.
Het is vrugtbaarder en ryker dan
de drie andere Kwartieren, en vervat, behalven
de Stad 's Hertogenbosch, agt en
twintig groote en kleine Dorpen, naamlyk
Oosterwyk, Udenhout, Haren en Belveren,
Berkel, Enschot, Heukelom, Helvoort,
Esch, Drunen, Hooge mierde, Hulsel, Waalwyk,
Tilburg, Goorle, Moergestel, Diessen,
Riel, Westerbeers, Vugt, Kromvoort,
Boxtel, Nieuwkuik, Gansoyen, Haagoord,
Hilvarenbeek, Loon op 't Zand, Gestel en
Gemonde. Verscheiden' van deeze Dorpen
voeren den titel van Heerlykheden, en hebben
hoog, middelbaar en laag Geregt. Wy
zullen van allen in 't gevolg eenig kort berigt
geeven; doch de Hoofdstad der Meierye
vooraf uitvoeriger beschryven.
's HERTOGENBOSCH legt op de uiterste
grenzen van Brabant, ter plaatse daar
twee kleine Riviertjes, de Dommel en de Aa,
samenvloejen, en het Riviertje de Dieze
maaken, dat een uur gaans van de Stad, by
de Schans Crevecoeur, in de Maaze valt.
Antwerpen legt zestien, Utrecht tien, Nimwegen
negen, Breda agt en Graave zes uuren
gaans van 's Hertogenbosch. Die Stad is
van laag Weiland omringd, dat, door het
overloopen der Maaze, onder water gezet
wordt. Hét zaai-en teelland van deezen
oord is hooger, en verder van de Stad gelegen.
De Dommel en de Aa maaken in
's Hertogenbosch een groot getal van Grasten;
over welken omtrent vyftig steenen en
meer dan dertig houten Bruggen leggen, behalven
omtrent tagtig kleine Bruggetjes, die
tot byzondere Burgers Huizen of geweezen'
Kloosters behooren. Daar de Dommel in de
Aa samenvloejen, heeft men de Haven der
Stad; ter wederzyde van welke eene groote
Kade gemaakt is, alwaar de Schepen leggen
te lossen en te laaden.
De naam der Stad bestaat uit twee samengevoegde
woorden, en zegt zo veel als
Bosch des Hertogs. Egter is 'er, ter plaatse
van de Stad, nimmer een Bosch geweest;
maar waarschynlyk heeft 'er op het hooge
Land, omtrent de Stad, eertyds een Bosch
gestaan, waar naar de zelve genoemd is.
Immers men leest, voor eene oude Kronyk:
In 't uiterste van Taxandrie (3) legt een Bosch,
dat eertyds der Kerke van Utrecht geschonken
werdt. De Graaven van Gelder hebben'er lang
de bestiering van gehadt, en het zelve aan hunne
Vrienden vereerd. Ook hebben zy het Dorp
Vugt aan Hertog Henrik van Lotharingen verkogt,
die in het Land van Ort eene Stad gestigt
heeft, welke nu's Hertogenbosch genoemd wordt (4).
Hierom droeg de Stad sedert den naam van
Civitas de Ortduno, de Stad van Ortduinen, en
Nova Civitas apud Ortdunum, quæ Silva dicitur,
de nieuwe Stad, by Ortduinen, die den
Bosch genoemd wordt. De Burgers noemde
men Ingezetenen van de nieuwe Stad, by den
Bossche; en in een Stads Zegel van den jaare
1371 leest men dit Opschrift: Burgenses Ducis
in Busco, des Hertogen Burgers in den Bossche.
Men stelt den oorspronk deezer Stad gemeenlyk
op het jaar 1184, en men houdt
Hertog Godefrid den III, Vader van Henrik
den eersten, wien in de aangehaalde oude
Kronyk de Stigting toegeschreeven wordt,
voor den Stigter der zelve. Dit blykt uit het
oud en slegt Latynsch Tydvers:
GODEFRIDVS DVX É SILVA FECIT OPPIDVM.
dat is:
Hertog Godefrid maakte van een' Bosch eene Stad.
't Kan zyn, dat de eerste deezer twee Hertogen
van Brabant, de grondslagen der Stad
gelegd, en dat zyn Zoon Henrik den opbouw
verder voltrokken hebbe; of anders
dat Henrik de Stad alleen, doch onder 't opzigt
van zynen Vader, volbouwd hebbe; en
dat men hierom beide den Vader en den
Zoon de Stigting der Stad hebbe toegeschreeven.
De Jagt in 't naaste Bosch gaf de eerste
aanleiding tot het stigten der Stad. De Hertog
bouwde 'er een Jagthuis, daar van tyd
tot tyd veel toevloed van Hovelingen was.
Daar de Dommel en de Aa samenvloejen,
kwamen de Byenhouders uit de Meiery hunne
Byen te markt brengen, welken van daar,
met Schuiten, naar Gelderland werden afgehaald.
De toevloed der Handelaars in
Byen nam hier zo toe, dat men'er eerst een'
Herberg en toen verscheiden' Huizen bouwde.
Eindelyk besloot men 'er eene Stad te
stigten, met Muuren en Poorten omringd.
De drie Hoofdsteden van Brabant, Leuven,
Brussel en Antwerpen namen 't werk by der
hand. Elk bouwde eene Poort. Men maakte
van deeze aanzienlyke Buurt haast eene
beslooten' Plaats, welke van den Hertog met Stads Regten beschonken werdt.
Driemaal is 's Hertogenbosch uitgelegd.
De eerste Uitlegging werdt, in 't jaar 1318,
aangevangen. Weinig jaaren laater, besloot
men al, de Stad voor de tweedemaal te vergrooten;
schoon de nette tyd niet wel bekend
is. Met de laatste Vergrooting, maakte
men een begin, in den jaare 1599. Na
dat de Stad, in den jaare 1629, in de magt
der Staaten geraakt was, heeft men 'er veel
aan verbouwd en verbeterd.
De Stad hadt van ouds zeven Poorten; doch
ze heeft'er nu maar vier, de Hintemer Poort,
de Vugter Poort,de Ortense Poort en de S. Jans
Poort. Men heeft 'er daarenboven drie Waterpoorten,
de Boom, de groote Hekel en de kleine
Hekel geheeten. Boven de S. Jans Poort, stonden wel eer twee Latynsche Versjes (5),
waar door Poort en Stad aan den H. Joannes,
als Beschermheer, werdt toegewyd.
De Sterkte van 's Hertogenbosch bestondt
voormaals ten grooten deele, in deszelfs
gelegenheid. De laage Weiden, rondsom
de Stad gelegen, liepen, by 't opwater der
Maaze, onder, 't welk de Plaats ongenaakbaar
maakte. Doch omtrent het jaar 1672,
waren de Moerassen, rondsom de Stad, ondieper
en op verscheiden' plaatsen vast en
hard geworden. De geduurige overstroomingen
der Maaze, die van de Ingelanden,
begeerig om Land te winnen, door verscheiden'
Kribben, zo eng bepaald was, dat zy,
by sterken regen en sneeuwsmeltinge, terstond
overliep, waren 'er oorzaak van geweest.
De Rivier liet, by 't afloopen, zo
veel zand en slibbe op 't Land, dat de grond
van tyd tot tyd hooger werdt. Men wil,
dat de Franschen, die zig, in het gemelde
jaar, meester van 's Hertogenbosch zogten
te maaken, hun oogmerk bereikt zouden
hebben, was 'er niet, terwyl zy op de Stad
aantrokken, zo veel regen gevallen, dat de
Moerassen te diep geworden waren, om iets
te onderneemen. De Stad is tegenwoordig
met agt groote Bolwerken versterkt. Zy
heeft eene diepe en wyde Grast, verscheiden'
halve Maanen, en eene goede Kontrescharp.
Zy legt in eene driehoekige gedaante
en is van een sterk Kasteel voorzien,
de Papenbril geheeten. Aan de zuidwestzyde
van de Stad, ryst de grond vry wat,
zo dat het Land daar niet ligt onderloopt;
doch hier omtrent zyn twee Schansen opgeworpen,
om de Stad te dekken, van welken
wy onder breder spreeken zullen. Onlangs
zyn de Werken, omtrent de Hintemer
Poort, nog merkelyk verbeterd geworden.
Men heeft in 's Hertogenbosch omtrent
drie duizend groote, en een aanmerkelyk
getal van mindere Huizen en houten
Hutten geteld. 't Getal der Inwooneren
wordt op ruim dertig duizend begroot.
In 't jaar 1202, werdt 's Hertogenbosch
door Diederik den Zevenden, Graave van
Holland, stormenderhand ingenomen. De
Graaf, de Stad geplonderd hebbende, en
met den buit naar huis trekkende, werdt
van Hertog Henrik den I van Brabant onderschept,
geslaagen en gevangen genomen.
In 't jaar 1508, belegerden de Bosschenaars,
met hulp van den Graave van Anhalt, het
Kasteel Pouderoyen, en dwongen het tot de
overgaave. Twintig jaaren daar na sloegen
zy, onder 't geleide van Heer Diederik van
Batenburg, de Gelderschen, welken over de
Maaze gekomen waren, om het Land te
brandschatten. In 't jaar 1566, begon de
Geloofshervorming te 's Hertogenbosch door
te breeken. Zekere Kornelis van Diest ondernam,
voor de eerste reize, buiten de
Stad te prediken, met veel toeloops. Men
kwam gewapend ter preeke en allenkskens
nader by de Stad. In Augustus van dat jaar,
hadden eenigen de koenheid van by avond,
in de S. Jans Kerke, na 't zingen van eenen
Psalm, de handen aan Beelden en Altaaren
te slaan. Voor 't einde der maand, was de
Kerk van alle Versierselen beroofd, en de
Hervormden oefenden 'er opentlyk hunnen
Godsdienst in. De Landvoogdes Margareet
van Parma, den voortgang der Onroomschen
willende stuiten, hadt de Bosschenaars
eenen nieuwen eed afgevergd, en daar door
gelegenheid tot deezen oproer gegeven. Nu
deedt zy den Graave van Megen, met tien
Vaandelen Knegten, naar de Stad trekken,
om de Burgery te stillen. Men hieldt hem
buiten, en hy de Stad eenige weeken beslooten,
tot dat men van binnen, op de tyding,
dat Prins Willem van Oranje naar Duitschland
geweeken, en eenig Volk, voor de
Onroomschen, onder den Heere van Thoulouze,
by een gerukt, geslaagen was, naar
Verdrag begon te luisteren. Men verkreeg
van de Landvoogdesse ligtelyk vergiffenis
van 't gene was voorgevallen. De Hervormden
beloofden, zig als goede Onderdaanen
des Konings te zullen gedraagen. Die
wilde, kreeg vryheid, om de Stad te mogen
verlaaten. Ook vertrokken de meeste Onroomschen,
Leeraars en Leden der Gemeente,
met hunne Goederen uit 's Hertogenbosch,
en de Stad nam Bezetting van de
Landvoogdesse in.
De Roomschgezinden, dus meester der
Stad geworden, deeden, in 't jaar 1568,
onderzoek naar Onroomschen. Veelen werden,
by klokgeslag, ingedaagd. Anderen
binnen de Stad gevangen genomen, en opentlyk
opgehangen of onthoofd. Na 't inneemen
van den Briel, viel 's Hertogenbosch
den Staatschen toe. Prins Willem zogt 'er
zelfs Bezetting in te leggen; doch dit mislukte.
In 't jaar 1579, werdt de KerkenVrede,
waar by den Gereformeerden vryheid
van Godsdienst-oefening werdt toegestaan,
te 's Hertogenbosch aangenomen. De U
trechtsche Vereeniging werdt er ook
opentlyk afgekondigd, na dat zulks te Antwerpen
geschied was. Veelen hielden 'er
zig egter niet aan, en meenden dat men hun
deeze Vereeniging ten onregte opdrong. In
den Zomer van 't gemelde jaar, ontstondt
'er merkelyke vrees voor de Spanjaards, in
de Stad. Men boodt haar, van de Staatsche
zyde, eene Bezetting van Schotten aan.
Doch 't gemeen was zo zeer tegen deezen
Landaart opgemaakt, dat men de aanbieding
van de hand wees. De Gereformeerden,
voor onheil bedugt, verlicten by hoopen
de Stad. Parma, zig van deeze gelegenheid
bedienende, bewoog de Ingezetenen,
om de Keulsche Vrede aan te necmen,
en zig met den Koning te verzoenen.
Zy deeden 't egter niet dan op voorwaarde
dat zy met geene Bezetting bezwaard zouden
worden. Doch men hieldt hun naderhand
geen woord. De Aartshertog Albertus,
onder zeker voorwendsel, in 't jaar
1603, drie duizend Voetknegten in de Stad
hebbende doen komen, liet dezelve met deeze
Bezetting belast. De Staatschen hadden
te vooren al een en andermaal getragt, de
Stad te herwinnen: doch vrugteloos. Hopman
Kleerhagen was 'er, in 't jaar 1585, by
verrassing meester van geworden: doch werdt
'er door de Burgers wederom uitgedreeven.
Maurits, Prins van Oranje, belegerde haar,
in November des jaars 1601. In't jaar 1603,
kwam hy 'er andermaal voor; doch verneemende
dat de Stad, door den Aartshertog,
van Volk voorzien was, zag hy 'er van af.
In 't jaar 1622, maakte hy omtrent de Stad
wederom eenige beweeging tot beleg; die
egter van geen gevolg was,
's Hertogenbosch is aan de Spaansche zyde
gebleeven, tot in het jaar 1629. Het
Leger van de Staaten kwam 'er voor, op den
eersten May, onder 't beleid van Fredrik
Henrik, Prins van Oranje. Den zeventienden
September daar aan volgende ging de
Stad, by Verdrag, over. Met 's Hertogenbosch
kwam de gantsche Meiery onder 't
gebied van de Staaten. De Hervormde
Godsdienst werdt 'er terstond hersteld. Sedert
is de Stad in de magt der Staaten geweest.
Wy hebben reeds gewag gemaakt
van den vrugteloozen aanslag der Franschen,
in 't jaar 1672, om 's Hertogenbosch te overmeesteren.
De Stad was van ouds in vier Blokken of
Wyken verdeeld, die naderhand op tien,
toen op negen, en eindelyk op agt gebragt
zyn. Over ieder Blok zyn, door de Regeering,
Blok- of Wykmeesters aangesteld, die
voor de gemeene Bruggen, Straaten, Pompen,
Putten en voor het Brandgereedschap
zorg draagen. De Blokmeester van ieder
Blok bekleedt ook het Ampt van Almoessenier
of Schaalvader: hy geeft agt op de Armen
van zyn Blok, en verzamelt Almoessen
voor dezelven.
Onder de openbaare Gebouwen van's Hertogenbosch,
verdient de groote of S. Jans
Kerk in 't byzonder gedagt te worden. De
grondslagen van dit Gebouw werden, in den
jaare 1280, gelegd. Het rust op honderd
en vyftig Pilaaren, en is van eene aanzienlyke
hoogte. Het Koor is honderd, en de
Buik van de Kerk honderd en vyftig voeten
lang. Ter wederzyde van het Koor en den
buik der Kerke, heeft men twee groote
Gangen, die ieder met vyftig Pilaaren bezet,
en binnen de Pilaaren, de eene Gang
twintig, en de andere vyf en twintig voeten
wyd zyn. De Kerk is overal met steen
overwelfd, en van buiten met loof- en beeldwerk
rykelyk versierd. Twee en dertig jaaren
heeft men met het bouwen deezer Kerke
bezig geweest. De kosten, tot het bouwen
vereischt, werden gevonden, ten deele
uit de vrywillige giften van sommigen,
ten deele uit de Offerhanden, welken toen
aan de Lieve Vrouwe van den Bossche gedaan
werden, en ten deele uit de Aflaaten,
welken aan deeze Kerk verleend waren. In
't jaar 1523, begon men 'er eenen hoogen
houten Tooren op te zetten, die, in 't jaar
1584, door den bliksem aangesteken zynde,
geheel afgebrand is. Hy is niet wederom
opgebouwd. Men heeft nog eenen bekwaamen
Tooren, aan de Westzyde der Kerke,
die van een tamelyk goed Klokkenspel voorzien
is. Voor ruim honderd jaaren, werdt,
in deeze Kerk, een groot en schoon Orgel
gemaakt, dat omtrent vyftien duizend Guldens
gekost heeft. Vyftig Altaaren stonden
'er voor de Hervorming in deeze Kerke: het
groot Altaar is 'er alleen van overgebleeven,
op het welke men sedert de twee Tafelen
der Wet geplaatst heeft. In 't jaar 1366,
werdt'er een Kapittel van dertig weereldlyke
Kanonniken in de S. Jans Kerke gestigt.
Jan van Arkel, Bisschop van Luik, was er
de opregter van. De Kanonniken genooten
vryheid van belastingen op Bieren en Wynen;
't welk den Ingezetenen der Stad veel
schade deedt, en somtyds merkelyke opschudding
veroorzaakte.
De S. Jans Kerk wordt tegenwoordig van
de Gereformeerden gebruikt. Zy hebben,
behalven deeze, nog twee andere Kerken,
te weeten de Kruisbroeders en S. Geertruids
Kerk. Deeze drie Kerken worden van zes
Predikanten bediend. De Walsche Gemeente,
die hier twee Predikanten heeft, gebruikt
eene Kerk, welke voortyds aan S. Anna toegewyd
was. De Lutherschen hebben ook
eene Kerk en eenen Predikant in 's Hertogenbosch.
De Roomschgezinden, die de Protestantsche
Ingezetenen van 's Hertogenbosch in
getal verre overtreffen, hadden 'er, in 't jaar
1731, nog vrye oefening van hunnen Godsdienst
in tien verscheidene Kapellen. Doch
toen werdt by de Algemeene Staaten beslooten,
dat men by versterf van de Priesters,
die Kapellen, van tien tot op vyf zou laaten
verminderen (c). Tegenwoordig zyn 'er
nog agt. De Priesters, welken 'er dienst
doen, staan onder den Apostolischen Vikaris,
wanneer 'er een is. Anders plagt men
tot het aanstellen van Priesters in de gantsche
Meierye, de toestemming van 's Pausen Internuncius
te Brussel te gaan haalen. Doch
de Staaten hebben zig hier tegen gekant, en
geene Priesters, zonder byzondere goedkeuring
van de Regeering der Plaatse, onder
hun gebied, willen toelaaten. Wy hebben
by eene andere gelegenheid (Zie I Deel, bl. 59, 62), reeds gesproken,
van de onwaarschynlykheid, die
'er is, dat 'er, onder 't gebied van hunne
Hoogmogenden, eenen Vikaris, naar den
zin van 't Roomsche Hof, zal worden toegelaaten.
In 't jaar 1559, werdt 's Hertogenbosch,
nevens andere Nederlandsche Steden, door
Paus Paulus den IV, tot een Bisdom verheeven.
Tien Steden en honderd negen en
tagtig Vlekken en Dorpen hingen 'er van af.
De voornaamste Inkomsten van den Bisschop,
die onder den Aartsbisschop van Mechelen
stondt, kwamen uit de Abdye van Tongerlo.
Van 't jaar 1559 tot het jaar 1647, zyn
'er zeven Bisschoppen van 's Hertogenbosch
geweest. De laatste, Jozef de Bergaigne geheeten,
was Gemagtigde van Filips den IV
ор de Vredehandeling te Munster, die in 't
jaar 1648 afliep. Spanje was op deeze Vredehandeling
gereed genoeg, om het tydelyk
Oppergezag over 's Hertogenbosch en
geheel Staats Brabant den Staaten af te staan;
maar het geestelyk Regtsgebied van den Bisschop
over te geeven was den Paus in zyne
eer getast. De Staaten van Holland waren
de eersten, om te oordeelen, dat het genoeg
ware, dat men den Staat de tydelyke Oppermagt
afstondt, en dat men hem met den
Paus over de Geestelyke moest laaten twisten.
De Brabantsche Godgeleerden rieden
eindelyk den Spaanschen Gezanten ook het
geestelyk Regtsgebied te laaten slippen (Zie Basnage, Annales des Prov. Unies, sur l'annee 1646, parCV p. 47 & sur l'Anne 1647 par LXXIV p. 86).
Het Bisdom van's Hertogenbosch werdt daar
op vernietigd, en de Staaten stemden toen,
tot het aanstellen van eenen Apostolischen
Vikaris.
Men heeft, behalven de Kerken verscheiden'
andere Godsdienstige Gestigten
binnen 's Hertogenbosch, als het groot Gasthuis,
het Weeshuis, het Almoesseniers-huis
en eenige kleine Huizen voor oude Mannen en Vrouwen.
Het groot Gasthuis is geschikt voor alle
armen, kranken en elendigen. Men vermoedt,
dat het, omtrent het midden der
dertiende eeuwe, door twee Godsdienstige
Vrouwen, allereerst werdt aangelegd. Anderen
berigten my, dat het nette jaar der
Stigtinge 1277 is. Het is van geringe beginselen
zeer toegenomen. En schoon het
van buiten weinig aanziens heeft, ontbreekt
het 'er van binnen niet aan verscheiden' gemakken,
Tuinen, Plaatsen, Brouwery, Bakkery,
veelerlei Ziekenkamers, Koorenzolders,
Stallen enz. Het wordt bestierd, door
eenen Rektor of Meester, die van de Regeering
benoemd wordt, aan welke hy jaarlyks
Rekening moet doen. Alle jaaren, wordt
hem, uit het Kollegie der Schepenen,
eenen Provisoor toegevoegd, om met hem, over
de gewigtigste voorvallen, het Gasthuis betreffende,
te raadpleegen.
Het Sellebroers Klooster is in 't jaar 1560
tot een Weeshuis gemaakt. Het wordt, door
vier Wees-meesteren bestierd, waar van
'er twee uit de Regeering, en twee uit de
Burgerye gekooren worden. Hunne Huisvrouwen
zyn Buiten-moeders. Het onmiddelyk
opzigt over de Weeskinderen is eenen Binnen-vader
en Binnen-moeder toevertrouwd.
De Binnen-vader houdt onder anderen ook
school voor de Kinderen.
Het Almoesseniers- of Geef-Huis, ook de
Tafel des H. Geests, en gemeenlyk de H.
Geest of 't Spint geheeten, is in 't jaar 1268
gestigt. Het wordt, door afgaande Regenten,
onder eenen blyvenden Rentmeester
bestierd. Men deelt 'er 's Maandags en Donderdags
brood, geld en kleederen aan de Armen
uit. Het Vondelinghuis, dat men voor
deezen te 's Hertogenbosch hadt, werdt, na
't jaar 1629, met het Almoesseniers-Huis
vereenigd. De te vondeling gelegde Kinderen
worden, in 't Weeshuis, op kosten
der Almoesseniers opgevoed. Men heeft
ook een Dolhuis te 's Hertogenbosch, dat in 't
jaar 1442 gestigt is, en door twee Regenten
bestierd wordt. De Algemeene Staaten
hebben verscheiden' Reglementen gemaakt,
de bestiering der Kerken en Armen-Huizen,
in de Meiery van 's Hertogenbosch, betreffende.
Onder twee of drie Kerk-Armen- en
Gasthuismeesters eener Plaatse, moet ten
minsten één Gereformeerde zyn. De Kerkmiddelen
mogen alleen tot onderhouding
van 't Gebouw, niet tot het maaken van
Klokken en Toorens besteed worden. De
Armenpenningen mogen alleen aan Ingezetenen,
geenzins aan Vreemdelingen of Reizigers
worden uitgereikt. De uitdeeling
moet wel zonder onderscheid aan den behoeftigen,
maar egter met byzonder opzigt
op de Gereformeerden geschieden. De Armmeesters
mogen geene arme Kinderen besteeden,
zonder toestemming van de Regeering
der Plaatse. Zo derzelver Ouders van
den Gereformeerden Godsdienst geweest
zyn, moeten ze in dien Godsdienst opgevoed
worden; en indien van den Roomschen,
staat de zorg voor hunne Opvoeding
aan de Regeering der Plaatse. De Kerk- en
Armmeesters moeten binnen een jaar, na
dat zy afgegaan zyn, rekening doen van
uitgaave en ontvang, ten overstaan van den
Officier en twee Schepenen en van den Predikant
der Plaatse (Zie Groot Plakaatboek, II Deel, Kol. 2606. IV Deel, blaz. 351. V Deel, bl. 756.).
Te 's Hertogenbosch heeft men een' Lombaard,
welke aan een' byzonder' persoon,
voor een zeker getal van jaaren, tot zekere
jaarlyksche Somme, verpagt wordt. Ook
is 'er eene Latynsche School, in welke de
Latynsche en Grieksche taalen onderweezen
worden. Zy is in vyf Klassen verdeeld, die
elk eenen Meester hebben. De Opperbestiering
der Schoole is eenen Rektor toevertrouwd.
Vier van de zes Gereformeerde
Predikanten binnen 's Hertogenbosch, bekleeden
het Ampt van Prosessor. Eén in de
Godgeleerdheid, één in de Oostersche taalen,
één in de Grieksche taale en één in de
H. Oordeelkunde of Uitlegging der H. Schrift.
Behalven deezen zyn hier nog twee Hoogleeraars
in de Genees- en in de Wiskunde.
Wy komen tot de weereldlyke Gebouwen
van 's Hertogenbosch, onder welken het
Stadhuis en het Huis van den Gouverneur
uitmunten. Het eerste werdt in 't jaar 1670
van gehouwen Steen gebouwd, en van eenen
fraajen Tooren en Klokkenspel voorzien.
Men heeft er eene Gevangenis in voor misdaadigen,
en eene andere voor onvermogende
Schuldenaars. Daar is nog een andere
Gevangenis voor Krygsluiden binnen
's Hertogenbosch, die op kosten der Algemeene
Staaten gestigt is, en onderhouden
wordt. Boven de oude Vugter Poort is een
Vertrek, dat men de Rariteitkamer noemt,
waar in men verscheiden' ontleedkundige
en andere byzonderheden vertoond. De
Sterkte Papenbril, van welke wy reeds gesproken
hebben, heeft vyf Bolwerken en is
van eene goede Grast en van eene Kontrescharp
aan de zyde der Stad voorzien. Men heeft
twee Krygsmagazynen binnen 's Hertogenbosch,
welke beiden onder het opzigt
van eenen Kommis staan.
Men heeft eene groote Markt binnen
's Hertogenbosch, op welke tien van de
breedste Straaten uitloopen. Hier is de
Stads Waag, en de Vleeschhal, het Gewandhuis
geheeten. De Vismarkt, op het einde
van de Stads Haven, is eene ruime vlakte.
Weekelyks wordt 'er des Woendags op het
groote Marktveld vrye Markt gehouden.
Daarenboven zyn 'er jaarlyks nog zeven vrye
Markten en eene Kermis, die op den tweeden
Zondag in de maand Augustus valt, en
zeven dagen duurt.
De Ingezetenen van 's Hertogenbosch handelen
veel in Lywaaten, die in en om de
Stad geweeven en gebleekt worden. Tot de
Linnenbleekeryen trekken ze veel Potassche
uit Holland. Te 's Hertogenbosch worden
ook goede Messen, Schaaren en Spelden gemaakt.
De Wollenweeveryen zyn 'er, sedert
den Spaanschen Oorlog, veel afgenomen.
De Regeering der Stad bestaat uit éénen
Hoog- en Laagschout, en veertig Leden (6).
Van deeze veertig Leden zyn 'er negen regeerende
Schepenen, die, nevens zeven gezwoorens
of afgegaane Schepenen, het eerste
Lid der Regeering uitmaaken. De overige
vier en twintig Persoonen worden Raaden
genoemd, en maaken het tweede Lid
der Regeeringe uit.
Het Ampt van Hoog- en Laagschout over
de Stad en Meiery van 's Hertogenbosch is,
tot het jaar 1535, door twee Persoonen;
doch na dien tyd, door één' bekleed geworden.
Men heeft dit Ampt, sedert langen
tyd, niet dan aan aanzienlyke Persoonen begeven.
Tegenwoordig bekleedt het de
Graaf van Regteren, beschreeven in de Ridderschap
van Overyssel, en wegens die Provincie
Afgevaardigde ter Vergadering der
Algemeene Staaten. De Hoogschout heeft
doorgaans en ook tegenwoordig eenen Stadhouder
onder zig, die zyn Ampt, van zynent
wegen, waarneemt. De Hoog-en Laagschout
nam als Hoogschout voor deezen kennis van
alle burgerlyke, en als Laagschout van alle lyfstraffelyke
zaaken: doch omtrent den jaare 1650
ontstondt, over het eerste Stuk, merkelyk
geschil, tusschen hem en de Regeering. Men
deedt van weerskanten vertoogen aan de Algemeene
Staaten, welken de zaak aan de
Uitspraak van den hoogen Raad van Holland
verbleeven. Deeze verklaarde, op den
30 July des gemelden jaars, dat de burgerlyke
Regeering van 's Hertogenbosch alleenlyk
tot de Schepenen, Gezwoorens en Raaden
behoorde, en dat de Hoogschout geen
regt hadt, om zig met de bestiering der Stad
en der Geldmiddelen te bemoejen. Sedert
behoudt hy alleenlyk het regt, om de Ordonnantien,
welken de Regeering gemaakt
heeft, naar te zien, zyn gevoelen over dezelven
in te brengen, en derzelver af kondiging
by te woonen. Hy wordt in 't hoofd
gesteld van alle de Ordonnantien, welken
door de Regeering worden afgekondigd, en
de Brieven der Algemeene Staaten zyn gerigt
aan den Hoogschout, Schepenen, Gezwoornen
en Raaden der Stad 's Hertogenbosch.
De Regeering kan niemant het Burgerschap
verleenen, buiten toestemming van
den Hoogschout. De Schepenen moeten
jaarlyks den eed in zyne handen afleggen.
Ter Vierschaar plaatst zig de Hoogschout
aan het hoofd der Schepenen, egter heeft hy
'er geene Stem. Hy versehynt er alleen als
Eischer: en als het Vonnis geveld is, 't zy
het eene Geldboete of Lyfstraf behelze, moet
hy het ter uitvoeringe doen brengen. Hy
ondervraagt de Misdaadigen, in tegenwoordigheid
der Schepenen, die, volgens den
uitslag dezer ondervraagingen, en volgens de
bewyzen, welken de Hoogschout tegen den
beschuldigden inbrengt, vonnis vellen.
Het eerste Lid der Regeeringe bestaat,
gelyk we gezeid hebben, uit negen Schepenen,
waar onder een President en een VicePresident
begreepen zyn, en zeven Gezwoorens.
Jaarlyks worden 'er, door de Algemeene
Staaten, zeven nieuwe Schepenen benoemd,
die, nevens twee Oudschepenen,
het getal van negen uitmaaken. De zeven
afgaande Schepens worden Gezwoorens geheeten,
en behouden die waardigheid een
jaar lang, waar na zy den rang van Raaden
aanneemen, wordende hunne plaatsen, door
de op nieuws afgaande Schepens, vervuld.
Zy blyven al hun leven Raaden, ten ware
zy wederom tot Schepens verkooren wierden,
dat, na dat zy twee jaaren afgegaan
zyn geweest, eerst wederom geschieden mag.
By de verkiezinge, leggen de Schepenen den
eed van getrouwheid af aan handen van den
Hoogschout. Zy zweeren den Algemeenen
Staaten getrouw te zullen zyn, der Stads nadeel
te zullen weeren, goed regt te zullen
doen, en zig in het voorstaan van der Stede
welvaaren en Regten, door geen Maagschap,
nood noch dood te zullen laaten beletten.
De Schepens en Gezwoorens maaken
gezamentlyk een Geregtshof uit, dat,
in de eerste plaats, kennis neemt van alle
lyfstraffelyke en burgerlyke zaaken, welken
binnen de Stad en derzelver Vrydom voorvallen.
Wegens burgerlyke zaaken, kan
men zig van de Vonnissen der mindere Regtbanken,
door de gantsche Meierye, op de
Hoofdbank van 's Hertogenbosch beroepen.
En van alle de Vonnissen deezer Hoofdbank,
kan men Reformatie by den Raad van Brabant
verzoeken. Men oefent'er het Regt,
volgens eene Ordonnantie van Karel den V,
van den 12 Juny 1530, en eene van Albertus
en Izabella van den 22 November 1599,
en volgens de Bevelen der Algemeene Staaten.
De vier en twintig Raaden, welken het
tweede Lid der Regeeringe uitmaaken,
draagen, nevens de Schepenen en Gezwoorens,
zorg voor de burgerlyke Regeering der Stad
en voor den welstand der Ingezetenen.
De Algemeene Staaten hebben, van tyd
tot tyd, verscheiden' Reglementen gemaakt,
tot bevordering eener behoorlyke Regtsoefening
en burgerlyke Regeering in de Stad
's Hertogenbosch. De Schepens mogen niet
uit de Stad gaan, buiten kennis van den President,
die zorg moet draagen, dat 'er een
behoorlyk getal van Schepenen in de Stad
blyve, ten minsten vyf, wanneer 'er over
burgerlyke, en zeven wanneer 'er over lyfstraffelyke
zaaken moet geoordeeld worden.
Schepenen, Pensionaris en andere Byzitters,
trekken van de gewoonlyke zittingen tot het
afdoen van Regtsgedingen, ieder tien Stuivers
in 't uur, en vyftien Stuivers van buitengewoone
zittingen, waar toe egter niet
meer dan twee Schepens mogen afgevaardigd
worden. Advokaaten, tot Schepens
verkooren wordende, moeten den Geregte
kennis geeven van de hangende Regtsgedingen,
welken zy bedienen; op dat zy zig
uit de bank houden, wanneer 'er over dezelven
geoordeeld wordt. De Schepens mogen
geene Advokaaten voor 't Geregt ontbieden,
om hun oordeel over de Gedingen
in te neemen; doch zo zy zig daar van bedienen
willen, moeten zy de stukken van 't
geding beslooten aan het Huis der Advokaaten
zenden welken dan hunne gedagten
daar over schriftelyk moeten inleveren (Zie Groot Plakaatboek, II Deel, Kol. 2803, 3087, 3146.)
De openvallende Ampten moeten, door
Schepenen, binnen drie dagen, begeven
worden. De Ampten, van welken iemant
vrywillig afstand doet, moeten agt dagen
onvervuld blyven. De Regeeringspersoonen
mogen geen voordeel trekken van de Ampten
welken zy begeeven; doch de Amptenaar
betaalt, voor het aanvaarden van zyn
Ampt, zekere somme, ten behoeve der
Stad. De Regeeringspersoonen mogen geene
Ampten bekleeden, welken met hunne
waardigheid niet overeenkomen (Zie Groot Plakaatboek, III Deel, bladz. 495, 496). De
Raaden, Pensionaris, Griffier, of Sekretaris
geworden zynde, en naderhand die bedieningen
wederom verlaatende, en de Regeering
der Stad aanvaardende, behouden, volgens
eene Resolutie der Algemeene Staaten van
den 9 September des jaars 1706, den rang
van Raad, welken zy te vooren gehad hebben (Zie Groot Plakaatboek, V Deel, bl. 898).
Zes termynen zyn 'er vastgesteld, op welken
de Regtbank van 's Hertogenbosch haare
zittingen aanvangt. De eerste valt in 't begin
van Oktober, de tweede op den eersten
Dingsdag na drie Koningen, de derde op
den eersten Dingsdag in de Vasten, de vierde
op den eersten Dingsdag na de Paaschweek,
de vyfde op den eersten Dingsdag na Pinksteren,
en de zesde, op den tweeden Dingsdag
na de jaarlyksche Kermis, welke men te
's Hertogenbosch houdt.
Men heeft, behalven de reeds gemelde
Geregtshoven, eene Leen- en Tolkamer binnen
's Hertogenbosch, bestaande uit drie
Leenmannen en eenen Griffier. Deeze Kamer
neemt kennis van zaaken, welken de
Domeinen betreffen. Zy heeft het opzigt,
over de Wegen, Rivieren, Beeken, Grasten,
Waterleidingen enz. Zy oordeelt over
de geschillen, welken wegens de verpagtte
Middelen ontstaan. De geschillen, over de
Goederen van onegte Kinderen, welken niet
gewettigd zyn, moeten ook voor deeze Kamer
gebragt worden. Men kan zig van haare
Vonnissen niet beroepen, behalven in gevallen,
die de Jagt betreffen, van welken
beroep valt op den Raad van Brabant.
De voornaamste Amptenaaren der Overheid
van 's Hertogenbosch zyn een Pensionaris,
een Griffier, twee Geheimschryvers
en twee Rentmeesters.
Tot het Ampt van Pensionaris wordt doorgaans
een ervaaren Regtsgeleerde gekooren.
Hy woont de Raadsvergaderingen der Overheid
by, in welken hy raadgeevende Stem
heeft, in zaaken, welken het bestier der
Stad en den welstand der Burgerye betreffen.
Hy houdt daarenboven aantekening van de
Keuren en Ordonnantien, welken door de
Overheid gemaakt worden. Voor deezen
waren 'er twee Pensionarissen; doch men
heeft, op uitdrukkelyken last der Algemeene
Staaten (Zie Groot Plakaatboek, III Deel, bladz. 498), één der twee Pensionaris-ampten laaten uitsterven.
De Griffier is een Dienaar der Schepenen.
Hy schryft en vaardigt de Stukken af, welken
de burgerlyke en lyfstraffelyke Regtsgedingen
betreffen, en stelt der Schepenen Vonnissen
op. Ook houdt hy aantekening van alles
wat voor de Bank van Schepenen voorvalt.
De Geheimschryvers schryven alle de geregtelyke
handelingen der Overheid. De
twee Rentmeesters hebben elk eene onderscheidene
bediening. De één heet Rentmeester
van de Renten, en de andere Rentmeester
van de Politie. Beide moeten ze jaarlyks
van hunne outvangst en uitgaave aan de
Overheid rekening doen.
De Regeering heeft daarenboven drie Geregtsboden
in dienst, Dienaars van de groene
Roede, of blootelyk de groene Roede geheeten,
om dat zy eene groene Roede, by het waarneemen
van hun Ampt, gewoon zyn te draagen.
Zy neemen het Ampt van Deurwaarders
waar. Zy doen Arresten, neemen misdaadigen
gevangen, en verpagten de Stads
Excynzen.
De Algemeene Staaten hebben verscheiden'
byzondere Amptenaaren, binnen 's Hertogenbosch.
Daar is, van hunnent wegen,
een algemeen Rentmeester der Domeinen
van Brabant, een algemeen Rentmeester der
Beden van Brabant, een algemeen Rentmeester
der bisschoppelyke en andere geestelyke
Goederen over de Stad 's Hertogenbosch en
het Kwartier van Maasland, een algemeen
Ontvanger van de Beurzen en andere inkomsten
tot de Studiën geschikt, een Ontvanger
van de Verpondingen over de Stad en 't
Kwartier van Maasland, een Ontvanger der
gemeene Middelen, en een van den twintigsten
en veertigsten Penning over de Stad,
behalven verscheiden' andere Ontvangers
over de byzondere deelen der Meierye. Het
Kollegie der Admiraliteit ter Kamer op de
Maaze houdt eenen Ontvanger en Kontrarolleur
der Konvoojen en Licenten te 's Hertogenbosch.
Van ouds was 'er te 's Hertogenbosch, behalven
de twee te vooren gemelde Leden,
een derde Lid van de Regeeringe, bestaande
uit de Dekens der Ambagtsgildens; die
nog jaarlyks, door de Schepenen, verkooren
worden; doch nu niets in de Regeering
te zeggen hebben.
De Poorters of Burgers van 's Hertogenbosch
zyn tweederlei, gebooren en geworden
Poorters. De gebooren Poorters moeten
binnen de Stad gebooren, of ten minster
gedoopt zyn. Deezen verliezen hun Poorterregt
nimmer, hoe lang ze ook uit de Stad
zyn mogen. Iemant, die geen gebooren
Poorter is, kan geen Poorter worden, tenzy
hy, drie jaaren agter een, binnen de Stad
hebbe gewoond, en ten behoeve der Stad,
het regt betaale, dat op het verkrygen van
het Poorterschap gesteld is. Zo hy zyn
Poorterschap behouden wil, moet hy, benevens
het grootste gedeelte van zyn Huisgezin,
zyne wooning binnen de Stad houden
en hy mag, behalven in dienst der
Overheid of om zynen Koophandel, in een
jaar, niet meer dan driemaal zes weeken uit
de Stad gaan. De Poorters van 's Hertogenbosch
mogen, in de eerste plaats, nergens
dan voor Schepenen der Stad in regten betrokken
worden. Zy mogen door den Schout
niet uit hunne Huizen worden geligt, dan
met verlof en in tegenwoordigheid van het
grootste gedeelte der Schepenen. Twee
Poorters mogen malkanderen buiten de
Stad, niet in regten betrekken. De Ingezetenen
der Dorpen, binnen het Regtsgebied
der Stad gelegen, draagen den naam van
Buitenburgers, en hebben gelyke Voorregten
met de Stads Poorters (Zie Oudenhoven, Beschr. van 's Hertogenbosch, Hoofdst. VII bl. 28.
Hoofdst. XXIV bladz. 161).
De Algemeene Staaten houden eene bezetting
van omtrent twee duizend Man binnen
's Hertogenbosch en de naaste Schansen.
Daar legt een Regiment van tien Kompagnien
Dragonders, en drie Regimenten Voetvolk,
één van tien, één van elf en één van twaalf
Kompagnien. De Dragonders en de twee
eerstgemelde Regimenten Voetvolk staan ter
Repartitie van Holland, het derde wordt
door Utrecht betaald. De Gouverneur van
's Hertogenbosch, die te gelyk Gouverneur
is van de Schansen Crevecoeur, S. Antoni
en Izabella, is altyd één van de voornaamste
Generaals-persoonen. Tegenwoordig wordt
dit aanzienlyk Krygsampt bekleed, door
den Prins van Holstein-Beek, oudsten Generaal
van 't Voetvolk. Zyn Huis, 't welk
voor deezen van de Paters Jezuiten gebruikt
werdt, is een schoon en ruim gebouw, dat
wel onderhouden wordt. Hy heeft eenen
Kommandeur onder zig, die het Huis van
den Bisschop bewoont, benevens een' Majoor
en een' Onder-Majoor.
Daar zyn eenige Kazernen of wooningen
voor de Soldaaten te 's Hertogenbosch; doch
niet genoeg om de gantsche Bezetting te
huisvesten: de meeste Soldaaten woonen by
Burgers in. In het Begynhof, in de S. Jakobs
Kerk, in de Kapel van S. Barbara, en
in 't Zuster van Orthen Klooster zyn Stallen
gemaakt, die meer dan agt honderd Paarden
vervatten konnen.
Volgens een Privilegie van den jaare 1355,
door Hertogin Joanna, aan de Stad 's Hertogenbosch
gegeven, voert zy in haar Wapen
vier Leeuwen met een' Boom. Keizer
Maximiliaan heeft 'er den Arend, boven den
Boom en de Leeuwen, bygevoegd. De Stad
draagt den naam van de Bossche Maagd, zonder
dat men 'er de oorzaak van bevroeden kan.
De Stad 's Hertogenbosch houdt eenen
Agent in den Haage tot het waarneemen
van haare belangens aldaar.
Onder het Regtsgebied of de Vrydom van
's Hertogenbosch, behoorden van ouds de
Dorpen Orthen, Hintem, Dungen en 't
Reut, behalven verscheiden' andere Buurten,
welken, aan de Stad gelegen, eene
soort van Voorsteden maakten; doch in den
Oorlog allen verwoest zyn.
Orthen was voor deezen een aanzienlyk
Dorp, doch, in den Oorlog van 't jaar 1672
verbrand zynde, is het nu niet meer dan
eene geringe Buurt, zonder Kerk, gelegen
een vierdendeel uurs ten Noorden van de
Stad. Een oud adelyk Brabants Geslagt voerde
eertyds zynen naam naar dit Dorp. Men
vindt van eenen Arnoud, eenen Daniel,
eenen Huibert en eenen Jan van Orthen, in
de Gedenkschriften der dertiende en vyftiende
eeuwe, gewag gemaakt (Zie Oudenhoven, Hoofdst. XXIV. bladz. 160).
Hintem, een weinig beoosten Orthen gelegen,
is tegenwoordig ook van weinig belang.
Men heeft 'er geene Kerk. Voor deezen
was 'er een Gasthuis, dat in den Oorlog
verwoest is.
Dungen is een wel bewoond Dorp, een
half uur ten Zuidoosten van's Hertogenbosch
gelegen. Het heeft eene Gereformeerde
Kerk en Predikant, dien tegenwoordig een
Medehelper toegevoegd is. Het legt in eene
goede Landsdouw, daar veel Hop geteeld
wordt. Ook valt 'er schoon Fruit, inzonderheid
veele en vroegrype Kersen.
't Reut is in de Schans Izabella ingetrokken,
van welke wy terstond nader spreeken
zullen.
De Stad 's Hertogenbosch heeft nog een
Zeker soort van Regtsgebied, van veel wyder
uitgestrektheid, het Regt van Ingebod geheeten.
Dit Regt is by na zo oud als de
Stad zelve. Het is in de jaaren 1283, 1323
en op andere tyden nader bevestigd, en bestaat
hier in, dat de Inwooners van alle zulke
Plaatsen, die onder het Regt van Ingebod
leggen, in de eerste plaatse, voor Schepenen
van's Hertogenbosch gedagvaard worden,
over alle Verbintenissen, welken door
hun, voor die Schepenen, gemaakt zyn.
Volgens dit Regt, worden die zelfde Inwooners
ook uitgewonnen en gepand. Tot het
doen der indaagingen, zyn zekere Persoonen
aangesteld, Ingebieders geheeten. Hun
Salaris, voor ieder indaaging, beloopt van
drie tot tien Stuivers, naar dat de Woonplaats
der Ingedaagden verre van de Stad
gelegen is. Meer dan honderd en veertig
Vlekken en Dorpen leggen onder dit regt
van Ingebod (7), benevens de Steden Eindhoven
en Helmond. Sommigen van deeze
Vlekken of Dorpen leggen zelfs buiten de
Meiery van 's Hertogenbosch, als Herpen,
Demen, Loen en andere Plaatsen in de Heerlykheid
Ravenstein enz.
's Hertogenbosch wordt merkelyk beveiligd
door drie Schansen, welken niet verre
van de Stad gelegen zyn, te weeten Crevecoeur,
Izabelle en S. Antoni (8).
Crevecoeur, op de grenzen van Holland en
Brabant, daar het Riviertje de Dieze in de
Maas valt, een uur ten Noordwesten van
's Hertogenbosch gelegen, was al voor lang
eene sterke Vesting; doch in den Oorlog
veel geleeden hebbende, is zy eenen geruimen
tyd verwaarloosd geweest. Voor weinige
jaaren, is zy wederom in goeden staat
gesteld. In 't jaar 1587, werdt zy, door
den Staatschen Veldoversten, den Graave
van Hohenlo, veroverd. Toen kreeg zy
den naam van Crevecoeur, dat Hartsmart betekent.
Hy slegte ze vervolgens, doch zy
werdt, in 't jaar 1589, door de Spaanschen,
op nieuws hermaakt. Sedert werdt Crevecoeur
wederom door de Staatschen bemagtigd;
doch zo onvoorzien gelaaten van Krygsbehoeftens,
dat 'er Graaf Karel van Mansfeld,
in 't jaar 1593, op aantrok, en de
Vesting beschoot. Maurits, Prins van Oranje,
noodzaakte hem egter te wyken. Crevecoeur
viel, in 't jaar 1599, eerst wederom
in de Spaansche handen. 's Jaars daar
aan, werdt de Schans, door Prins Maurits,
op nieuws gewonnen, en met zeven Bolwerken
versterkt. In 't jaar 1672, kwamen 'er
'er de Franschen voor. De Vesting was
slegt voorzien van Manschap en Krygsbehoeftens,
en werdt, binnen weinige dagen,
tot de overgaave gedwongen. De Franschen
bleeven'er in, tot in 't volgende jaar, wanneer
zy, hunne overwinningen hier te Lande
verlaatende, ook uit Crevecoeur trokken,
na dat zy de Huizen, die van de Ingezetenen
voor 't grootste gedeelte verlaaten
waren, verbrand, en de Vestingwerken
geslegt hadden. De Vesting Crevecoeur bestaat
tegenwoordig uit vyf Bolwerken. Over
de Dieze, na den Brabantschen kant, zyn,
vlak voor de Vesting, nog twee Bolwerken
gelegd, die door twee halve Maanen gedekt
worden. De gedaante der andere Buitenwerken
zal uit de nevensstaande Grondtekening
beter konnen gezien worden. Weinige
Huizen staan 'er binnen de Vesting.
De Schans Izabelle, ook de groote Schans
genoemd, legt een vierdendeel uurs ten Zuidwesten
buiten de Stad, en is van vyf Bolwerken,
eenen Walgang, dubbele Grast en
Kontrescharp voorzien. Het Dorpje 't Reut
is in deeze Schans ingetrokken.
De Schans S. Antoni legt nog digter naar
de Stad, aan dezelfde zyde, op het Riviertje
de Dommel. Men noemt ze ook de kleine
Schans. Zy heeft vyf Bolwerken.
Wy hebben reeds aangemerkt, dat de Gouverneur
van 's Hertogenbosch ook over deeze
drie Schansen het bevel heeft. In ieder
van dezelven is daarenboven een Kommandeur
en een Majoor.
Noten:
(1) Zie JANIÇON Etat present des Prov. Unies, Tom. II. p. 78. na OUDENHOVEN, die in den tweeden druk zyner Beschryving van de Meiery van den jaare 1670, Hoofdst. I. bl. I. toont hier omtrent van gedagten veranderd te zyn. Zie ook KILIAANS Woordenboek, Op
het Woord Meier en Meiery.
(2) Hier toe zyn ze, by herhaalde bevelen der Algemeene
Staaten, verpligt geworden. Men bevondt,
dat de Meiery hoe langer hoe meer van Brand en
Timmerhout ontbloot werdt, 't welk gelegenheid gaf,
tot het maaken van een Reglement, omtrent het beplanten
deezer Landstreek. Het kwam, voor de eerste
reize uit, in 't jaar 1696, en werdt, in 't jaar 1714,
vernieuwd. Zie Groot Plakaatboek, V Deel, bladz 1328.
(3) Zo werdt deeze Landstreek, in de Middeleeuwe, geheeten. Zie hier agter het IV Hoofdstuk in de Beschryving van Kempen-Land.
(4) In Taxandria finibus Nemus est, olim Ecclesia Trajecten donatam, cujus Advocatiam longo tempore obtinuerunt Comites Gelria, qui eam Amicis suis dederunt, ipsique Villam Vucht Henrito Duci Lotharingia vendiderunt, qui in Aggere de Ort Urbem struxit, qua nunc est Silva ducis. Zie de Kronyk van S. Truyen by OUDENHOVEN Beschr. van 's Hertogenbosch, bl. 2. des druks van 1649.
(5) Hanc portam, civesque tuos, arasque, focosque,
Custodi dilecte Deo Patrone Joannes.
Zie OUDENHOVEN, beschryving der Stad's Hertogenbosch.
Hoofdst. V. bl. 26,
(6) Het getal deezer Leden is bepaald geworden, by een Plakaat der Algemeene Staaten van den 12 Maart, 1660. Zie OUDENHOVEN, Hoofdstux XXVI. bladz. 233.
(7) Men vindt ze allen opgeteld, by OUDENHOVEN, Beschryving van's Hertogenbosch, Hoofdst. XXIV. bl. 163 In onze Kaart van de Meierye, zyn ze met Sterretje aangeweezen.
(8) De Orthense, S. Michiel en Engeler Schansen van welken men de plaats in onze Kaart zien kan, zyn voor langen tyd geslegt.
DERDE HOOFDSTUK.
Beschryving der Vlekken, Dorpen en Heerlykheden, in het KWARTIER VAN OOSTERWYK.
ONder de opgetelde Vlekken en Dorpen,
in het Kwartier van Oosterwyk,
behoorden de meesten van ouds aan het
Hertogdom van Brabant, en derhalven tegenwoordig
aan de Algemeene Staaten, die
in deezen oord als Hertog van Brabant aangemerkt
moeten worden; eenige anderen
komen voor de ééne helft den Staaten,
voor de andere helft eenen byzonderen Heer
toe en eindelyk zyn'er ook, die den titel
van Heerlykheden voeren, en onder byzondere
Heeren staan; schoon de Staaten de opperste
magt over alle dezelven hebben. Het
gantsche Kwartier van Oosterwyk brengt
ruim twee en vyftig duizend zeven honderd
Guldens aan Verpondingen op, zonder de
Verpondingen van Gestel en Gemonde hier
onder te rekenen.
De Vlekken en Dorpen, welken tot het
Hertogdom behooren zyn Oosterwyk,
Udenhout, Haren en Belveren, Berkel,
Enschot, Heukelom, Helvoort, Esch, Hoogemierde,
Hulsel, Vugt, Kromvoort, Gestel
en Gemonde.
Oosterwyk, waar naar het gantsche Kwartier
genoemd is, legt aan de Samenvloejing
van twee Riviertjes, drie uuren gaans ten
Zuidwesten van 's Hertogenbosch. Het is
een aanzienlyk Vlek, voerende den naam
van Vryheid. De Hertogen van Brabant hebben
het met verscheiden' Voorregten begiftigd.
In 't jaar 1230, kreegen die van Oosterwyk
van Hertog Henrik den eersten dezelfde
Wetten en Vryheden, als de Burgers
van 's Hertogenbosch toen hadden, uitgenomen
den tol op den Ryn. Volgens een
Voorregt van Hertogin Joanna, in den jaare
1387 verleend, mogen 'er geene Vreemdelingen
binnen de Vryheid van Oosterwyk komen
woonen, ten ware zy 'er het Burgerregt,
voor twee oude (1) Schilden, gekogt
hadden. Men zegt, dat 'er van ouds binnen
Oosterwyk wel vyf honderd Wollen Weefgetouwen
en agt en dertig Brouweryen plagten
te zyn, en dat 'er een Straatweg was
van vyf honderd Schreeden lang, ter wederzyde
digt met Huizen betimmerd. Tegenwoordig
is 'er te Oosterwyk op verre na zo
veel handel niet. Men heeft 'er een
ruim Marktveld, alwaar eene Weekelyksche en
drie Jaarmarkten gehouden worden. De
Kerk, die groot en schoon was, is in 't jaar
1583 afgebrand, en sedert veel kleiner en
onaanzienlyker herbouwd. Ze wordt tegenwoordig
van de Gereformeerden gebruikt,
en met die van het Dorp Udenhout door
éénen Predikant bediend. De Roomschgezinden,
die hier in zeer grooten getale zyn,
oefenen hunnen Godsdienst in verscheiden'
byzondere Kerkhuizen. De kwaadaartigsten
onder hen ontzien zig hier somtyds niet, de
Gereformeerde Inwooners en den Predikant
't byzonder merkelyk te beledigen. In
July des jaars 1728, vielen eenigen op het
Huis van den Predikant aan, verkragtten de
Voorpoort, deeden geweld op de Vensters,
en sloegen de Glazen in, poogende dus in
huis te breeken, dat hun egter mislukte. De
Algemeene Staaten hier kennis van krygende,
beloofden drie honderd Guldens aan
elk, die daader of daaders wist aan te wyzen (Zie de Publicatie van hunne Hoogmogenden in den Europischen Merkurius, het tweede halfjaar van 1728, bl. 146).
Het Geregt van Oosterwyk bestaat uit den
Kwartierschout, zeven Schepens, zeven Gezwoorens
en eenen Geheimschryver. Men
kan zig van deeze Regtbank op de Schepensbank
van 's Hertogenbosch beroepen.
Eveneens is het met alle de andere Regtbanken
der Meierye gelegen. Oosterwyk brengt
agttien honderd en zeventig Guldens aan
Verpondingen op. Het Regtsgebied van
Oosterwyk is van eene tamelyke uitgestrektheid:
de Dorpen Haren, Belveren, Udenhout,
Enschot, Heukelom en Berkel hangen
'er van af.
Haren legt een half uur benoorden Oosterwyk.
Het Dorp heeft eene Gereformeerde
Kerk. De Predikant, die dezelve bedient,
predikt ook te Helvoort. In de Buurtschap
van Haren staat het Huis Nemelaar, eertyds
een Jagthuis der Hertogen van Brabant, en
door Hertog Wenzelaus, in den jaare 1357,
aan zynen Hofmeester, Jan de Rovere, ter
leen uitgegeven. Het Huis is uit dit Geslagt
in dat van Vladeraken overgegaan, en
eindelyk aan den Luitenant-Generaal, Baron
van Kronstrom, Gouverneur van Yperen,
verkogt. Dit Huis heeft het Regt van de
Jagt, door de gantsche Vryheid van Oosterwyk,
en derzelver Regtsgebied; en de vrye
Visschery in de Nemer of kleine Aa, van
Oosterwyk tot aan Esch.
Belveren legt een weinig beoosten Oosterwyk.
Hier is geene Gereformeerde Kerk.
Haren en Belveren draagen samen twee en
twintig honderd vier en zeventig Guldens in
de Verpondingen.
Udenhout legt omtrent een vierdendeel uurs
ten Noordwesten van Haren. Dit Dorp
heeft eene Gereformeerde Kerk, en wordt
door den Predikant van Oosterwyk bediend.
Het brengt negen en twintig honderd en
dertig Guldens aan Verpondingen op.
Enschot legt een weinig bewesten, en Heukelom
een weinig bezuiden Oosterwyk. Berkel
legt tusschen Udenhout en Enschot. Deeze
drie Dorpjes hebben geene Gereformeerde
Kerk noch Predikant. In de Verpondingen
draagt Berkel twaalf honderd agt en veertig,
Enschot agt honderd agt en zestig en Heukelom
vier honderd vyf en veertig Guldens en twaalf Stuivers.
Gestel, of Michiels Gestel legt aan het Riviertje
de Dommel, een uur boven 's Hertogenbosch.
Het heeft ééne Regtbank met
het Dorpje Gemonde, bestaande uit zeven
Schepenen. Rondsom dat Dorp, leggen
verscheiden' Heerlykheden en adelyke Huizen,
als Oud Herlaar, Nieuw Herlaar, Zegewerf,
twee Ruwenbergen, Maurik enz.
Gemonde legt ook aan de Dommel, een
vierdendeel uurs bezuiden Gestel. In ieder
van deeze twee Dorpen is eene Gereformeerde
Kerk, die beide door éénen Predikant
bediend worden. De Verpondingen
van Gestel en Gemonde worden door eenen
byzonderen Ontvanger ingevorderd. Hoe
veel de zelven beloopen is my niet gebleeken.
Vugt, aan den linker' oever van de Dommel,
een groot half uur bezuiden 's Hertogenbosch,
gelegen, maakt met het Dorp
Kromvoort eene Regtbank uit, waar toe
Vugt vyf, en Kromvoort twee Schepens uitlevert.
De Hoofdschout van 's Hertogenbosch
is ook Schout van Vugt en Kromvoort.
Vugt heeft verscheiden' schoone
Huizen, en zeer hooge Lindeboomen; 't welk
geen onaangenaam gezigt geeft. Daar zyn
twee Kerken, die van éénen Predikant bediend
worden. De Roomschgezinden hadden
ze aan S. Pieter en S. Lambert toegewyd.
De Predikant van Vugt predikt ook
te Kromvoort. Tegenwoordig is hem een
Medehelper toegevoegd. Vugt brengt zeventien
honderd twee en zestig Guldens aan
Verpondingen op.
De Vugter Heide is vermaard geworden,
door het Gevegt, dat 'er, in den jaare 1600,
voorviel, tusschen Breauté, een' Fransch'
Edelman en Ritmeester in Staatschen dienst,
en Gerard Abrahamsz, gebynaamd Lekkerbeetje,
Luitenant van den Heere van Grobbendonk,
die toen in Spaanschen dienst was.
't Geval wordt met de volgende omstandigheden
verhaald (Zie Eman. van Meteren, Nederl. Hist. bladz. 416. P. Bor Nederlandsche Oorl. XXXVII Boek, bl. 4. 601.). Breautés Luitenant,
met twintig van zyne Ruiters, uitgetoogen
zynde, en zig in tween verdeeld hebbende,
werdt een deel van den hoop, door Grobbendonks
Ruiters, uit Dielt, overvallen,
en gevankelyk binnen 's Hertogenbosch gebragt.
Breauté, den zynen hun losgeld toeschikkende,
schreef te gelyk, dat hy verwonderd
was, dat zy, twintig Meesters, want zo
noemden ze zig, van veertig Schelmen overmand
waren geworden. Lekkerbeetje kreeg
kennis van deezen Brief, vatte terstond vuur,
en schreef Breauté wederom, dat dezelve,
lust hebbende, om, met twintig van zyne Meesters,
tegen hem, en twintig van de zynen, te
slaan, slegts tyd en plaats benoemen zou. Breauté
bleef hem niet schuldig. De Vugter Heide
werdt tot de Strydplaats benoemd, en de
tyd op den vyfden February des jaars 1600
vast gesteld. Breauté reedt, 's daags te vooren,
met twintig Ruiters uit Geertruidenberg.
Hy sliep 's nagts te Loon op 't Zand;
van waar hy, gebiegd en de Misse gehoord
hebbende, 's morgens vroeg naar Vugt reedt.
Hier hadt Grobbendonk Spaanschen Wyn,
Brood en Kaas gezonden, daar Breauté niets
van gebruiken wilde; schoon 'er de zynen
hun hart, voor 't aangaan van den stryd,
nog eens aan ophaalden. Tegen één uur,
kwamen beide de Partyen op de Heide. De
wederzydsche Trompetters, de eene en de
andere Partye geteld hebbende, bliezen den
aanval. In het eerste treffen, schoot Breauté
zynen Vyand Lekkerbeetje door den kop,
dat hy dood van 't Paard viel. Terstond
daarop trof hy Lekkerbeetjes Broeder, Antoni
Abrahamsz, met even wissen schoot.
Nu dagt hy den stryd gewonnen te hebben,
en verzuimde, door drift vervoerd, zyne
Party geslooten te houden. Een en andermaal
werdt hem 't Paard onder 't Lyf dood
geschooten. Zyn verspreide hoop dunde
ook schielyk, den eenen Ruiter na den anderen
nederstortende. De Vyand werdt
hem eerlang te magtig. Vyf van de zynen
namen, met vollen ren, de vlugt, van welken'
er één beide de Armen aan stukken geschooten
waren. Breauté vogt nu te voet;
doch ziende het niet langer uit te harden,
gaf hy zig, met vier van de zynen, gevangen,
op belofte van goed kwartier. Men
voerde ze naar 's Hertogenbosch, alwaar
zy, tegen 't gegeven woord, van Grobbendonks
Volk, in koelen bloede, vermoord
werden. Breautés Lighaam werdt eerst naar
Dordrecht gevoerd, en aldaar met dertig
wonden uitgeschilderd. Vervolgens werdt
het gebalsemd naar Vrankryk gezonden.
Dit jammerlyk voorbeeld van de ontydige
krygelheid der Krygsluiden dagt ons te opmerkelyk,
om 'er hier, by de plaats, daar
het voorviel, geen gewag van te maaken.
Kromvoort legt een vierdendeel uurs bewesten
Vugt. Het heeft eene Gereformeerde
Kerk, die door den Predikant van Vugt bediend
wordt. Kromvoort brengt vyf honderd
een en vyftig Guldens negentien Stuivers
en tien Penningen aan Verpondingen
op.
Helvoort legt ook niet meer dan een vierdendeel
uurs bewesten Vugt, een weinig
hooger dan Kromvoort. Dit Dorp heeft zyne
eigene Schepensbank. Het Kasteel Zwynsbergen,
dat voor deezen den Heere van
Helvoort toekwam, is van verscheiden' Bosschen,
Hoeven, Veen- en andere Landen
omringd, welken den Eigenaar van dat Kasteel
toebehooren, en hem jaarlyks omtrent
zes honderd en dertig Guldens vry geld opbrengen.
Te Helvoort is eene Gereformeerde
Kerk, die van denzelfden Predikant als
het Dorp Haren bediend wordt. Helvoort
is een aanzienlyk Dorp. Het draagt agttien
honderd agt en twintig Guldens en agt Stuivers
in de Verpondingen.
Hooge Mierde, Laage Mierde en Hulsel, drie
Dorpen, by malkanderen, omtrent vyf uuren
ten Zuidwesten van 's Hertogenbosch gelegen,
hebben met malkanderen ééne Regtbank,
in welke Hooge Mierde drie, en Laage
Mierde en Hulsel ieder twee Schepens leveren.
De kerken deezer Dorpen worden
door éénen Predikant bediend. Hooge Mierde,
waar onder ik vermoede dat Laage Mierde
begreepen zal zyn, draagt agt honderd
agt en negentig, en Hulsel vyf honderd Guldens
in de Verpondingen.
Esch, tusschen Haren en Gemonde, omtrent
twee uuren van 's Hertogenbosch gelegen,
was eertyds eene byzondere Heerlykheid,
den Baron van Boxtel toebehoorende;
doch men heeft hem zyn regt daar op voor
eene zekere somme afgekogt. Esch is een
goed Dorp het draagt zeven honderd en
twintig Guldens in de Verpondingen. Het
heeft zyne byzondere Regtbank, uit zeven
Schepens bestaande. Ook is 'er eene Gereformeerde
Kerk. Boxtel en Esch wordt van
éénen Predikant bediend, dien egter een
Medehelper toegevoegd is.
De Heerlykheden in het Kwartier van
Oosterwyk, welken voor de helft den Staaten
en voor de helft eenen byzonderen Heer
toekomen, zyn Hilvarenbeek, Diessen, Riel
en Westerbeers.
Hilvarenbeek is een groot Vlek, twee uuren
ten Zuidwesten van 's Hertogenbosch gelegen.
Men wil, dat het zynen naam gekreegen
hebbe, van zekere Hildewaris of Hilvaris,
die 'er Vrouwe van was, en 'er, omtrent
het einde der twaalfde eeuwe, eene
Kerk stigtte. Hilvarenbeek voert den naam
van Vryheid. Het Vlek is stadswyze met
verscheiden' schoone Huizen betimmert.
Men houdt 'er vyf Jaarmarkten. Het draagt
wel zeven duizend vyf en dertig Guldens in
de Verpondingen. De Gereformeerde Kerk
wordt, nevens die van Diessen, door éénen
Predikant bediend.
Diessen legt een vierdendeel uurs ten Oosten
van Hilvarenbeek. Het is zeer veel
kleiner dan het gemelde Vlek, en brengt
maar twee en twintig honderd vyfen negentig
Guldens aan Verpondingen op.
Riel legt wel twee uuren ten Westen van
Hilvarenbeek, aan de grenzen der Baronnye
van Breda. Het draagt duizend twee
en zeventig Guldens in de Verpondingen.
Westerbeers legt een half uur ten Oosten
van Hilvarenbeek. Men heeft er eene
Kerk, die door den zelfden Predikant, als
Oosterbeers en Middelbeers, in Kempenland,
bediend wordt. Westerbeers brengt vier honderd
vier Guldens en zes Stuivers aan Verpondingen
op. Hilvarenbeek, Diessen en Westerbeers,
daar Riel ook onder behoort, maaken
saamen eene Schepensbank uit, waar van Hilvarenbeek
vyf, en Diessen twee Schepens
leveren. Ook zyn hier zeven Gezwoorens.
De Schepenen van deeze Bank zetten te
Westerbeers twee Beurders. Deeze vier
Plaatsen behooren voor de helft het Huis van
de Kort toe.
De volgende Vlekken en Dorpen in 't
Kwartier van Oosterwyk staan in 't geheel
onder byzondere Heeren. Tilburg en Goorle,
Boxtel, Loon op 't Zand, Gestel by
Oosterwyk, Drunen, Waalwyk en Ganzoojen.
Tilburg en Goorle staan onder éénen Heer,
voor deezen den Graave van Grobbendonk,
en nu Prins Willem van Hessen-Kassel. Tilburg
legt omtrent vier uuren ten Zuidwesten
van 's Hertogenbosch, digt by Oosterwyk.
Het is een zeer groot en volkryk Vlek. Men
wil, dat het getal der Ingezetenen dat van
de Inwooners van 's Hertogenbosch overtreffe.
Doch het getal der Huizen wordt op
twee duizend begroot. Ook draagt Tilburg
't meest van de byzondere Dorpen des gantschen
Kwartiers in de Verpondingen, te
weeten tien duizend een honderd en tagtig
Guldens. Daar worden zeer veel Lakens
gemaakt. Men verzekert my, dat 'er ruim vyf
honderd Weefgetouwen zyn. Ook zyn'er twintig
Bierbrouweryen. Men houdt 'er eene weekelyksche
en drie Jaarmarkten. Op ééne van
deeze Jaarmarkten, in het jaar 1672, vielen de
Franschen in het Vlek, en beroofden de on-
weerbaare Ingezetenen van hunne Lakens,
Huisraad, Geld, Vee en andere Waaren.
De Heer van Tilburg heeft hier een deftig
Kasteel. Ook is hier het vermaakelyk Kasteel
Moerenburg, den Erfgenaamen van den
Heer Generaal Saint Amand toebehoorende.
De Gereformeerde Kerk te Tilburg is een
tamelyk schoon gebouw. De Predikant, die
hier staat, bedient de Gemeente van Goorle
ook. Het Geregt bestaat uit eenen Dros-
saard, eenen Burgemeester, zeven Sche-
pens en twee Tienmannen. Deeze laatsten
haalen de Beden en andere Schattingen op.
Zy worden door den Drossaard en den Burgemeester
verkooren. De Heer van Tilburg
begeeft alle de andere Ampten, welken
wy opgenoemd hebben, en van welken
dat van Drossaard het aanzienlykst is. Men
begroot de inkomsten van den Heer van Til-
burg op vyf of zes duizend Guldens's jaars.
Goorle legt een half uur ten Zuiden van
Tilburg. Het Dorp is niet groot. Het
draagt veertien honderd zes en vyftig Gul-
dens in de Verpondingen. Wy hebben reeds
gezeid, dat de Gereformeerde Kerk aldaar
van den Predikant van Tilburg bediend
wordt.
Boxtel, een groot en vermakelyk Dorp,
ruim twee uuren boven 's Hertogenbosch,
aan de Rivier de Dommel gelegen, voert
den titel van Baronnye en behoort den Prinse
van Hornes toe; die 'er een schoon Kasteel
heeft, van ouds begiftigd met eene
vrye Jagt van groote uitgestrektheid en verscheiden'
andere voorregten. Men heeft 'er
eene welbetimmerde Markt. De Kerk van
Boxtel is een schoon gebouw. Zy was oudtyds
eene Kollegiaale Kerk, hebbende een
Kapittel van eenige weereldlyke Kanonniken
en eenen Deken (Vide A. Mirai Otera Dipl. Tom. I. P. 466.). Deeze Kanonniksplaatsen
worden nog van den Baron van Boxtel
begeven; doch mogen nu van geene
Roomschgezinden bekleed worden. Van het
zogenaamde H. bloed, dat in deeze Kerk
eertyds plagt bewaard te worden, hebben
wy by eene andere gelegenheid (Zie de Beschryving van het Mark graafschap van Antwerpen, in de Hedend. Hist. X Deel, bladz. 282.) gesproken.
De Gereformeerde Kerk van Boxtel
wordt, nevens die van Esch, door éénen
Predikant, wien nu een Medehelper toegevoegd
is, bediend. Magdalena van der
Stappen, Weduwe van Jan Scheffers, Burger
en Boekverkooper te 's Hertogenbosch,
heeft, in 't jaar 1644, een Gasthuis voor
tien Vrouwspersoonen te Boxtel gestigt.
De Schout, Schepens en Sekretaris van
Boxtel worden door den Baron benoemd. In
de Verpondingen draagt Boxtel zeven en
vyftig honderd zes en vyftig Guldens. Het
gebied deezer vrye Heerlykheid strekt zig
over negen Buurten, Celoffen, Hal en Hever,
Tongeren, de Roont, Lensheuvel, Breukel,
Klein-Liemd, Munsel en Binnen-Bruggen.
Loon op 't Zand of Venloon, een vry groot
Dorp, met den titel van Heerlykheid, den
Huize van Boekhove toebehoorende, legt
ruim drie uuren bewesten 's Hertogenbosch,
aan de grenzen der Baronnye van Breda.
Het heeft zynen naam ontleend van de Loon op
Zandduinen en Veengronden, die men hier-
omtrent in overvloed heeft. Deeze Veenen
zyn meer dan eens (2) in den brand
geraakt, en somtyds zo geweldig, dat de
Lugt zelve, alomme vol rook en vlamme,
in den brand scheen te staan. Of men Slyk
en Water in de brandende Moeren wierp;
't hielp niet; tot dat men eindelyk besloot
eene Grast te graaven, door welke de brandstoffe
afgeleid, en de brand dus eindelyk
gebluscht werdt. Te Loon op 't Zand is
een schoon Heeren Kasteel nevens een vermaakelyke
Plantaadje. De Regtbank bestaat
'er uit zeven Schepens. De Gereformeerde
Kerk wordt door éénen Predikant bediend.
In de Verpondingen draagt Loon
op 't Zand twee en twintig honderd agt en
twintig Guldens.
Gestel by Oosterwyk, anders Moergestel,
om de veelvuldige Moeren daaromtrent, geheeten,
heeft zyn byzonder Regtsgebied.
Het voert den titel van Heerlykheid, en
hadt eertyds een Kasteel, dat nu vervallen
is. De Schout en Schepens van dit Dorp
worden door den Heer aangesteld, en de
Gereformeerde Kerk aldaar door éénen Predikant
bediend. Moergestel draagt twee
duizend vyf en tagtig Guldens in de Verpondingen.
Drunen, omtrent drie uuren ten Westen
van 's Hertogenbosch gelegen, is het laatste
Dorp van de Lange Straat, dat een lange
Weg is, met veele Dorpen en Vlekken bezet,
zig strekkende van het Dorp Raamsdonk,
in Zuidholland, tot aan Drunen toe.
Voor 't jaar 1421, stonden alle de Kerken
in deeze Streek op ééne hoogte nevens malkanderen.
Doch door het inbreeken van
den grooten Zuidhollandschen Waard zyn
ze allen weggeraakt, uitgenomen de Kerk
van Raamsdonk en die van Drunen. De
nieuwe Kerken in de Lange Straat zyn niet
net op de zelfde plaatsen gebouwd. Drunen
voert den titel van Heerlykheid, en behoort
den Graave van Outremont en Warfuzé,
een' Luiksch' Edelman, toe. De Regtbank
bestaat 'er uit een' Drossaard en zeven Schepens.
Aan den Kuikschen hoek, staat een
schoon Kasteel, met eene Plantaadje, den
Heere van Drunen toebehoorende. De
Verpondingen beloopen te Drunen twaalf
honderd Guldens. De Gereformeerde Kerk
aldaar wordt, met die van Nieuw-Kuik,
dat by Drunen, naar den kant van 's Hertogenbosch,
gelegen is, door éénen Predikant
bediend. In de Verpondingen draagt
Nieuw-Kuik drie honderd twee en tagtig
Guldens en twee Stuivers.
Ganzoojen, eene kleine Heerlykheid, een
weinig benoorden Drunen, aan de oude
Maas, gelegen, en onder Drunen behoorende,
is ook van een adelyk Slot voorzien.
In 't jaar 1728, werdt deeze Heerlykheid te
koop geveild. De Heer heeft hoog, middelbaar
en laag Geregt. Hy stelt Drossaard,
Sekretaris en Schepenen aan. Hy heeft vrye
Jagt en Visschery in de Maaze, en van zyne
Heerlykheid hangen meer dan tagtig Agterleenen
af. Ganzoojen heeft geene Kerk
noch Predikant. Het brengt maar honderd en vyftien
Guldens aan Verpondingen op,
en is na Haagoord, dat maar honderd en vyf
Guldens in de Verpondingen draagt, het
minste van alle de Dorpen des Kwartiers van
Oosterwyk.
Waalwyk, een Vlek, met den titel van
Heerlykheid, ook in de Lange Straat, een
weinig bewesten Drunen, gelegen, kreeg,
in 't jaar 1203, van Hertog Jan den II,
Stads geregtigheden. In 't jaar 1409, kreegen
de Ingezetenen van Waalwyk, van Hertog
Willem van Beieren, Graaf van Holland,
vryheid van de Hollandsche Tollen. Waalwyk
behoorde oudtyds aan de Heeren van
Brederode; doch wordt nu van het Huis van
Le Leu de Wilhem bezeten. De Bank van
Waalwyk bestaat uit eenen Drossaard, eenen
Sekretaris en zeven Schepens, en haar
Regtsgebied strekt zig tot aan Ganzoojen
uit. In de Verpondingen draagt Waalwyk
vyf en twintig honderd zes Guldens en tien
Stuivers. Te Waalwyk wordt eene weekelyksche
en twee Jaarmarkten gehouden. Men
heeft 'er eene Gereformeerde Kerk, die van
éénen Predikant bediend wordt. Ook is 'er
een Nonnen-Klooster. Men begon het in 't
jaar 1454 te bouwen, en het kreeg toen den
naam van Nazaret. Doch de Nonnen zyn,
sedert eenigen tyd, naar Antwerpen vertrokken.
In eene Streek van omtrent twee en een
half uuren breed over Waalwyk, Ganzoojen,
Drongelen en Etten, hadt men, op den
28 May des jaars 1730, een ysselyk onweer
van donder en bliksem, verzeld met geweldig
zwaaren hagel, die al 't gewas op 't
veld ter neder sloeg. De Glazen der Ĥuizen
aan de West- en Zuidzyde van Waalwyk
werden ingeslaagen. Alomme werdt de
Noodklok getrokken. Het Vee liep uit de
Weiden, en toen het weder, een uur geduurd
hebbende een weinig bedaarde,
vondt men veele Paarden in de Slooten leggen.
Men heeft hieromtrent meermaalen
diergelyke zwaare Onweeren gehad.
Noten:
(1) De Schilden hebben oudtyds niet eenerlei waarde gehad. Men hadt Schilden van veertien en vyftien Stuivers ieder, die naderhand op vyf en twintig en dertig Stuivers verhoogd zyn geworden. Ook waren 'er Schilden van twintig Stuivers ieder. Zie VAN LEEUWEN Roomsch-Hollands Regt, II Boek, XIII Deel, p m. 162, 163.
(2) In de jaaren 1541 en 1590. Zie OUDENHOVEN, Beschryving der Meierye van 's Hertogenbosch Hoofdst. VII. bladz. 72,